Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Werkwoordspelling 7-4-2020
Tegenwoordige tijd
Slide 1 - Diapositive
Korte herhaling van gisteren
Op de volgende pagina's volgt een korte herhaling van gisteren.
Slide 2 - Diapositive
Sleep naar het goede kaartje. Wat zijn de stappen van de tegenwoordige tijd
Zoek het oderwerp.
Bepaal welke vorm het is.
Kies de juiste regel
Slide 3 - Question de remorquage
Kies de juiste regel die er bij hoort:
ik-vorm
A
stam
B
stam+t
C
hele werkwoord
D
Slide 4 - Quiz
Kies de juiste regel die er bij hoort:
hij/zij/het-vorm
A
stam
B
stam+t
C
hele werkwoord
D
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste regel die er bij hoort:
vorm-jij
A
stam
B
stam+t
C
hele werkwoord
D
Slide 6 - Quiz
Lesdoel van vandaag:
Ik schrijf sterke (klankveranderende) werkwoorden correct in de verleden tijd
Slide 7 - Diapositive
Sterke werkwoorden = hetzelfde als klankveranderende werkwoorden
Dit zijn werkwoorden die veranderen van klinker (klank) in de verleden tijd:
- lopen wordt liepen
- zwemmen wordt zwommen
Slide 8 - Diapositive
Stappen sterke werkwoorden in V.T.
(schrijf op voor jezelf)
1) Zoek het onderwerp (in de zin)
2) Bepaal of het onderwerp enkelvoud/meervoud is
3) Schrijf zoals je het hoort als je het uitspreekt
Slide 9 - Diapositive
Voorbeeld
De oudere broer ............... naar het klimrek. (lopen)
Stap 1) Onderwerp = de oudere broer
Stap 2) de oudere broer = enkelvoud
Stap 3) ik spreek het uit als liep, en schrijf dus ook
liep
Slide 10 - Diapositive
Schrijf 5 sterke werkwoorden op
Slide 11 - Carte mentale
Vul de juiste vorm in(V.T.): De brandweerman ........ een plan (bedenken)
Slide 12 - Question ouverte
Vul de juiste vorm in (V.T.) : ............ jij jouw spullen wel? (vinden)
Slide 13 - Question ouverte
Aan de slag
Maak nu oefening 4 van de stapel werkwoordspelling.
Heb je dit werkblad af, ga dan pas naar de volgende pagina hier!
(sluit dus niet af)
Slide 14 - Diapositive
Op de volgende pagina moeten jullie een aantal antwoorden van het gemaakte werkblad intypen. De antwoorden typ je onder elkaar, zoals in het voorbeeld hieronder:
rennen
winkelt
opmerken
Op de volgende pagina moeten jullie een aantal antwoorden van het gemaakte werkblad intypen.
De antwoorden typ je onder elkaar en neem het over zoals je het hebt opgeschreven
Slide 15 - Diapositive
Vul nu de antwoorden in van de volgende zinnen: Zin 1, zin 5, zin 6, zin 18, zin 19, zin 26, zin 29, en de antwoorden van de laatste 3 zinnen (in totaal dus 10 woorden opschrijven)
Slide 16 - Question ouverte
Laatste pagina
Gisteren hebben gewerkt met T.T.
Vandaag met sterke werkwoorden in V.T.
Morgen gaan we werken met zwakke werkwoorden in V.T.