Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Grammatik
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel:
Vandaag gaan we aan de slag met een stukje grammatica.
We hebben het al een keertje over de naamvallen gehad en gaan er nu mee verder.
Gebruik je werkboek hierbij op blz. 22 +23
Slide 2 - Diapositive
We hebben het al over voorzetsels van de 4e naamval gehad, noteer er een paar.
Voorzetsels 4e naamval
Slide 3 - Carte mentale
Ontleden:
Als er geen voorzetsels zijn, moet je de zin ontleden.
onderwerp = 1e naamval
lijdend voordwerp = 4e naamval
Slide 4 - Diapositive
Voorbeeld
Zin: Ik lees een boek
Wie leest ? --> Ik = onderwerp = 1e naamval
Wat leest ik ? --> een boek = lijdend voorwerp = 4e naamval
Slide 5 - Diapositive
Aufgabe 15 (S. 22)
Onderstreep in de 10 zinnen steeds het onderwerp.
Of beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Slide 6 - Diapositive
Het onderwerp in: Der Bruder liest das Buch.
A
der Bruder
B
das Buch
Slide 7 - Quiz
Het onderwerp in: Der Lehrer sieht den Schüler nicht.
A
der Lehrer
B
den Schüler
Slide 8 - Quiz
Het onderwerp in: Die Schülerin schreibt den Brief.
A
den Brief
B
die Schülerin
Slide 9 - Quiz
Het onderwerp in: Das Kind macht die Hausaufgaben.
A
das Kind
B
die Hausaufgaben
Slide 10 - Quiz
Het onderwerp in: Hat der Schüler das Buch gelesen?
A
der Schüler
B
das Buch
Slide 11 - Quiz
Het onderwerp in: Ein Mann liest eine Zeitung.
A
eine Zeitung
B
ein Mann
Slide 12 - Quiz
Het onderwerp in: Eine Lehrerin begrüßt einen Lehrer
A
eine Lehrerin
B
einen Lehrer
Slide 13 - Quiz
Het onderwerp in: Ein Kind macht keine Hausaufgaben.
A
ein Kind
B
keine Hausaufgaben
Slide 14 - Quiz
Het onderwerp in: Ein Schüler macht eine Aufgabe.
A
eine Aufgabe
B
ein Schüler
Slide 15 - Quiz
Het onderwerp in: Hat die Mutter das Pausenbrot gemacht?
A
die Mutter
B
das Pausenbrot
Slide 16 - Quiz
Aufgabe 15 (S. 22)
Omcirkel in de tien zinnen het lijdend voorwerp.
Slide 17 - Diapositive
Aufgabe 15 (S. 22)
De volgende woorden zijn lijdend voorwerp.
1.das Buch 6. eine Zeitung
2.den Schüler 7.einen Lehrer
3.den Brief 8.keine Hausaufgaben
4.die Hausaufgaben 9.eine Aufgabe
5.das Buch 10.das Pausenbrot
Slide 18 - Diapositive
Aufgabe 16 (S.23)
Lees het tekstje op blz. 23 waarin Eva zich voorstelt.
Hallo, ich bin Eva. Ich gehe in die neunte Klasse einer Hauptschule. Donnerstag ist mein Lieblingstag in der Schule. Dann haben wir nämlich in der sechsten Stunde das Fach Musik, und das mag ich sehr. Am Donnerstag habe ich auch noch andere Fächer, morgens Früh die erste Stunde beginnen wir mit Englisch, die zweite Stunde Mathe, danach Biologie und dann Deutsch. Wir enden mit der AG. Ich besuche jetzt die Musical-AG. Oh ja, nach der dritten und fünften Stunde haben wir zwanzig Minuten Pause.
Slide 19 - Diapositive
1. In welche Klasse geht Eva?
Slide 20 - Question ouverte
2.Welche Stunde hat sie Musik und an welchen Tag?
Slide 21 - Question ouverte
3.Wann hat Eva Pause?
Slide 22 - Question ouverte
Ende
Vandaag hebben we gekeken naar het ontleden van zinnen.