Deviant op weg naar 1F thema 7 spelling en grammatica deel 2

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Thema 7 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica les 2

Het zou best kunnen dat je langer over deze les doet dan 1 lesuur. 

Doel:

Aan het einde van deze les:

Kun je een zwak en sterk werkwoord in de verleden tijd vervoegen en schrijven. 

 

Start

Wat zijn werkwoorden?

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Wat zijn sterke werkwoorden?

wat is een werkwoord

1. auto
2. rijden
3. kachel
4. kleding

Werkwoorden

Zwak werkwoord:

klank blijft gelijk.

leven --> leefden

werken --> werkten

lenen --> leenden

Klinkt hetzelfde!!

Sterk werkwoord:

Klank verandert

Vallen --> vielen

drinken --> dronken

rijden --> reden

Klinkt helemaal anders!!!

wat is geen werkwoord?

1. fietsen
2. fatbike
3. slapen
4. gaan

wat is een zwak werkwoord

1. eten
2. gaan
3. tekenen
4. zwemmen

wat is een zwak werkwoord

1. geven
2. slapen
3. vallen
4. betalen

wat is een sterk werkwoord?

1. ruiken
2. luisteren
3. wandelen
4. branden

wat is een sterk werkwoord?

1. verwonden
2. pinnen
3. veranderen
4. krijgen

Zwak werkwoord: 'T eX-KoFSCHiP

Werkwoord: werken

Stam is werk

De laatste letter is een K. Die zit in het 't ex-kofschip

Dus: ik werk-te

Zwak werkwoord: 'T eX-KoFSCHiP

Werkwoord: verdienen

De stam is verdien

De N zit NIET in het 't ex-kofschip

Dus: ik verdien - de

Samen oefenen

Je krijgt een heel werk werkwoord te zien.

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd

vrezen

Dit doe je zo:

Ik vreesde

Hij vreesde

wij vreesden

Verleden tijd:
wandelen

Verleden tijd:
beloven

Verleden tijd:
verwonden

'T eXFoKSCHaaP

start op blz 236 

opdracht 1

opdracht 3

opdracht 5

opdracht 7

Hoe is het gegaan?