6.4 Nog meer produceren?

Nakijken § 6.3

Vraag 30
Vraag 33
Vraag 35

Voorkeur voor een (andere) vraag?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nakijken § 6.3

Vraag 30
Vraag 33
Vraag 35

Voorkeur voor een (andere) vraag?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.4 Nog meer produceren?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
Zelf betekenissen van begrippen zoeken!
In eigen woorden: snap wat je zegt

Als er tijd is doen we nog 1 rekensom samen!

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Snap wat je zegt
Voorbeeld: Brutowinstmarge (§ 6.3)

De brutowinstmarge betreft een percentage van de omzet dat overblijft als je alle inkopen hebt betaald. Je drukt de brutowinstmarge uit in een percentage van de inkoopprijs of inkoopwaarde. 

Slide 5 - Diapositive

Bron https://www.ficsus.nl/kennisbank/boekhoudtermen/brutowinstmarge#:~:text=De%20brutowinstmarge%20betreft%20een%20percentage,van%20producten%20%2F%20omzet%20*%20100%25

De brutowinstmarge betreft een percentage van de omzet dat overblijft als je alle inkopen hebt betaald. Je drukt de brutowinstmarge uit in een percentage van de inkoopprijs of inkoopwaarde. 

Het verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs is de brutowinst per product.
De brutowinst wordt vaak uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs: de brutowinstmarge

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Vooraf

Zoek samen 
Overleg
Binnen de tijd

Vragen?

Tip
Tip: soms is het makkelijk om begrippen op te knippen of een deel van het begrip eerst op te zoeken (brutowinst en brutowinstmarge)

Slide 7 - Diapositive

Tip: soms is het makkelijk om begrippen op te knippen of een deel van het begrip eerst op te zoeken (brutowinst en brutowinstmarge)
Zit iedereen er klaar voor?

Slide 8 - Diapositive

LessonUp: 325-549
Wat betekent
productiecapaciteit?
timer
3:00

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met
arbeidsproductiviteit?
timer
3:00

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Even tussendoor
Hoe kan de arbeidsproductiviteit worden verhoogd?


Wist je dat:
arbeidsproductiviteit per periode = 
totale productie per periode ÷ aantal werknemers

Slide 11 - Diapositive

Verhogen arbeidsproductiviteit:
- Technologische ontwikkelingen (automatisering)
- Scholing (cursus om werk beter/sneller te doen)

Staan er nog wat in het boek :)
Wat wordt er bedoeld
met maatschappelijke
opbrengst?
timer
3:00

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn
maatschappelijke
kosten?
timer
3:00

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is maatschappelijk
verantwoord
ondernemen?
timer
3:00

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen over de begrippen?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers
Productie van 3.510 scooters per week
130 werknemers in dienst
5 dagen per week in bedrijf

a. Wat is de arbeidsproductiviteit per week?
b. Wat is de arbeidsproductiviteit per dag?


Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers

3.510 scooters per week
130 werknemers in dienst
5 dagen per week in bedrijf






a. Wat is de arbeidsproductiviteit per week? 


Slide 17 - Diapositive

3.510 ÷ 130 = 27 scooters per persoon per week 
Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers

3.510 scooters per week
130 werknemers in dienst
5 dagen per week in bedrijf

Berekend: 27 scooters per persoon per week



b. Wat is de arbeidsproductiviteit per dag?

Slide 18 - Diapositive

3.510 ÷ 130 = 27 scooters per persoon per week 

27/5 = 5,4 per dag

Of

3.510/5 = 702 per dag
702/130 = 5,4 pppd
Vragen?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Behandelde leerdoelen

Nu weet je:
  • Hoe je de productie per werknemer berekent
  • Op welke manieren bedrijven meer kunnen produceren
  • Wat productie voor de samenleving oplevert

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions