HS 13 taalverzorging; Bijvoeglijk naamwoorden

HS 13 taalverzorging
- Bijvoeglijk naamwoorden

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

HS 13 taalverzorging
- Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

- Je weet wat bijvoeglijk naamwoorden zijn
- Je weet bijvoeglijk naamwoorden te herkennen.
- je kent de spelling van de bijvoeglijke naamwoorden
 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
-Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord -- een mooie doos

-Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is: het is een kartonnen doos


Slide 4 - Diapositive

voor het zelfstandig nw.
meestal komt er een -e achter het bijvoeglijk naamwoord als deze VOOR een zelfstandig naamwoord staat

die mooiE auto 
dat kleinE kindje
deze nieuwE iphone 

Slide 5 - Diapositive

achter het zelfstandig nw.
staat het bijv. nw. ACHTER het zelfst. nw 

schrijf je GEEN -e achter het woord:

die auto is mooi
dat kindje is klein
deze iphone is nieuw

Slide 6 - Diapositive

Het woorden
zelfstandige naamwoorden met het lidwoord HET

schrijf je GEEN -e achter het woord:

een mooi huis
een mooi paard
een groot dak  

Slide 7 - Diapositive

Stoffelijk bijv. nw
komt meestal -en achter als het bijv. nw is. 

de ijzeren schaar
en zilveren lepel

LET OP! woorden uit het Engels krijgen dit niet!
een plastic bak

Slide 8 - Diapositive

Het spellen van bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm: mooi -> mooie, dom -> domme.

Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
- Soms hoef je er alleen een e achter het woord te zetten: mooi --> mooie
- Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen: fris -> frisse. 
- Soms moet je een a, e, o, of u  weghalen: rood -> rode.
- Soms moet je een f veranderen in een v: lief -> lieve
- Soms moet je een s veranderen in een z: grijs -> grijze
- Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een deelteken of trema. Zo voorkom je dat woorden verkeerd uitgesproken worden; officieel -> officle.

Slide 9 - Diapositive

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord



Schrijf dit woord altijd zo kort mogelijk!

het vergrote scherm (niet vergrootte)
de beantwoorde brief (niet beantwoordde)

Slide 10 - Diapositive

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "braaf"
A
braafe
B
brave
C
brafen
D
braven

Slide 11 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "dwaas"
A
dwaase
B
dwaaze
C
dwaze
D
dwase

Slide 12 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "negatief"
A
Negatieve
B
Negatiefe
C
Negatieven
D
Negatiefen

Slide 13 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "nauw"
A
nauwen
B
naauwe
C
naauwen
D
nauwe

Slide 14 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "werkloos"
A
Werkloze
B
Werkloose
C
Werklose
D
Werklozen

Slide 15 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "vlot"
A
vlotte
B
vlote
C
vloote
D
vlootte

Slide 16 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "financieel"
A
financieele
B
financiële
C
financieële
D
financielen

Slide 17 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "industrieel"
A
industriele
B
industriële
C
industrielle
D
industrieele

Slide 18 - Quiz


Slide 19 - Question ouverte

Toepassingsvraag
Opdracht: Maak van de woorden tussen haakjes een passend bijvoeglijk naamwoord.

Slide 20 - Diapositive

Z'n zus vertelde een (mysterie) verhaal over heksen en tovenaars

Slide 21 - Question ouverte

Volgens mij hoort het vak van componist tot de (creatie) beroepen

Slide 22 - Question ouverte

In Amsterdam wees een (vriend) man ons de weg naar Artis

Slide 23 - Question ouverte

Zulke (wonder) verhalen kun jij alleen bedenken, Edgar.

Slide 24 - Question ouverte

Via een (hobbel) zandweg bereikten wij onze camping

Slide 25 - Question ouverte