Les 3.5.

Ontwikkeling 3.5.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Ontwikkeling 3.5.

Slide 1 - Diapositive

Begrippen van vorige week
  • Intonatie
  • receptieve woordenschat 
  • productieve woordenschat
  • ontluikende geletterdheid
  • woordenschat explosie 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
  • De student weet hoe de taalontwikkeling van het kind/ de jongere van 5 -21 jaar verloopt






Slide 4 - Diapositive

Taalontwikkeling 0-6 jaar
5 - 9 jaar
verhalen vertellen
10 - 12 jaar
meer zeggen met taal
12 - 21 jaar
functioneel taalgebruik

Slide 5 - Diapositive

5 - 9 jaar
  • Maken goede zinnen, kunnen woorden vervoegen
  • Onder 6 jaar makkelijk een tweede taal leren
  • Ontwikkelingsstotteren: Vanaf 7 jaar sneller denken dan praten
  • taalcultuur: eigen taal ontwikkelen


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

10 - 12 jaar
  • gesproken taal: verwoorden wat je denkt (informatie, mening)
  • lichaamstaal: lichaamshouding, gebaren, gezichtsuitdrukking
  • figuurlijk taalgebruik: Een beeld maakt duidelijk wat iemand bedoeld 'stijve hark'
  • woordbegrip: verschillende woorden voor 1 begrip (bank, sofa)

Slide 8 - Diapositive

Maak een rebus
Bedenk een onderwerp en zet dit boven de rebus.
  • De rebus moet minimaal één hele zin bevatten.
  • De rebus moet getekende plaatjes bevatten + de gesproken taal

Na 15 minuten wissel je je rebus uit en los je die van een ander op.




Slide 9 - Diapositive

12 - 21 jaar
  • actief luisteren: In eigen woorden kunnen navertellen
  • straattaal: eigen dialect, accent, straattaal
  • Taal verandert per situatie: online, familie, motivatiebrief 

Slide 10 - Diapositive

Studententaal
Maak een zin in studententaal. 
  • Gebruik het studentenwoordenboek.
  • Maak één zin met minimaal 3 studenten afkortingen.


Wissel na 10 minuten uit met iemand uit de klas en ontcijfer de zin. 

Slide 11 - Diapositive

Welk begrip hoort hierbij:
Wanneer je sneller denken dan je praten.
A
Taalcultuur
B
Gesproken taal
C
Ontwikkelingsstotteren
D
Woordbegrip

Slide 12 - Quiz

Meertaligheid kan ook Nederlands-Fries zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Eindopdracht
Bedenk zelf een 5 minuten taalspel:
  • Voor welke doelgroep is het bedoeld?
  • Welke taalontwikkeling wil je stimuleren?
  • Ontwerp je taalspel via het didactisch analyse model. 
(Beginsituatie, doelen, didactische werkvormen, doelen checken)
  • Leg het taalspel uit en benoem welke materialen je nodig hebt.

Slide 14 - Diapositive

Volgende les
Project ontwikkelingsgebieden

Slide 15 - Diapositive