Meer dan lezen: Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Cursus: Meer dan lezen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cursus: Meer dan lezen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Ik kan een chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend verband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- Ik kan verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten beoordelen.
- Ik kan teksten maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Welk woord past er op de puntjes?

... mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
A
Hoewel
B
Nadat
C
Zoals
D
Bovendien

Slide 3 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Ik vind pretparken niet leuk. ... word ik misselijk als ik rondjes draai en ... heb ik hoogtevrees.
A
Echter - ook
B
Bovendien - later
C
Allereerst - ook
D
Ondanks dat - niet alleen

Slide 4 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Ik durf niet in die snelle achtbaan, ... mijn broertje is een echte waaghals.
A
toch
B
hoewel
C
zoals
D
maar

Slide 5 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.
A
zoals
B
terwijl
C
ondanks
D
bovendien

Slide 6 - Quiz

Welk woord past er op de puntjes?

De introductieweek was leuk, ... we zijn weer fijn gestart dit schooljaar.
A
omdat
B
want
C
zodat
D
dus

Slide 7 - Quiz

Tekstverbanden en
signaalwoorden?

Slide 8 - Carte mentale

Signaalwoorden en Tekstverbanden
Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken.


Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’. Ze geven de lezer een ‘signaal’ (een teken), bijvoorbeeld: en, maar, toen, want, tenzij, zo, ten slotte. 

Signaalwoorden helpen de lezer dus door signalen te geven over hoe hij de tekst moet lezen.
Als je signaalwoorden verkeerd gebruikt, zal de lezer de tekst niet kunnen begrijpen.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Nieuw verband: concluderend verband
Wat? --> de auteur trekt een conclusie / slotsom / besluit uit eerdere informatie in de tekst.
Signaalwoorden? --> al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus
Voorbeeld? --> Veel jongeren zitten tegenwoordig op Snapchat en Tiktok, dus dat zijn populaire apps.

Slide 11 - Diapositive

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
conclu-
derend
verband
Nadat mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
Ik vind pretparken niet leuk. Allereerst word ik misselijk als ik rondjes draai en ook heb ik hoogtevrees.
Ik durf niet in die snelle achtbaan, maar mijn broertje is een echte waaghals.
Frisdranken, zoals cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.
De introductieweek was leuk, dus we zijn weer fijn gestart dit schooljaar.

Slide 12 - Question de remorquage

Even testen...
Hierna zie je verschillende vragen. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!  Soms zijn er meerdere antwoorden goed. Denk goed na! Succes! 

Slide 13 - Diapositive

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'toch' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'terwijl' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zoals' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 16 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'verder' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
concluderend verband

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord "daarom" aan?
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Toelichtend verband
D
Concluderend verband

Slide 18 - Quiz

Ik ga graag op vakantie naar een warm land als Spanje.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 19 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 20 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'ook' en 'bovendien'?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 21 - Quiz

Welk tekstverband herken je in
deze zin?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 22 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 23 - Quiz

In welke zin zie je het toelichtende tekstverband?
A
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.
B
Ik houd erg van fruit als appels en peren.
C
Ook al had ik goed geleerd, toch had ik een slecht cijfer

Slide 24 - Quiz

Ik vind dit niet bepaald mooi. Bovendien heb ik het niet nodig.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 25 - Quiz

Voordat Willem naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
Chronologisch verband
B
Concluderend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 26 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er is maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Concluderend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 27 - Quiz

Ik heb zin in het weekend, dus ik hoop dat deze dag snel voorbij is!
A
Chronologisch verband
B
Concluderend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 28 - Quiz

Opdracht 1
Deze opdracht maken we samen.
Je maakt als huiswerk opdracht 2 en 3 op pagina 12 - 14. 

Slide 29 - Diapositive

Ik kan de vijf tekstverbanden van deze paragraaf opnoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Ik kan bij elk tekstverband minimaal drie signaalwoorden geven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Ik kan tekstverbanden herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage