Werkwoorden in het Spaans

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

El programa de hoy

Saludar y desperdirse

Información personal

El verbo SER y TENER repaso
Los verbos regulares -AR, - ER, - IR
Los numerós y Comunicación

Hoe begroet je iemand in de ochtend?
"Goedemorgen"

1. Buenas tardes
2. Buenas noches
3. Buenos días

Hoe begroeten iemand vanaf 13.00 uur?

1. Buenos días
2. Buenas tardes
3. Buenas noches

Hoe begroet je iemand om 10 uur 's (22:00) avonds "Goedenavond"?

1. Buenas tardes
2. Buenas noches
3. Buenos días

Geef antwoordt op de vraag in het Spaans.
Hola, ¿Cómo te llamas?

Je hebt nu gehad hoe je jezelf kunt voorstellen. Schrijf nu een stukje over jezelf in hele zinnen Spaans: naam, leeftijd, woonplek, afkomst.

Herhaling werkwoord SER

Wat betekent het werkwoord SER?

Hoe vervoeg je het werkwoord SER?

Waarvoor gebruik je het werkwoord SER?

!

het werkwoord ser betekent zijn.

deze werkwoord gebruik je om te vertellen wat iemand/iets is, wie ze zijn en hoe ze zijn.

het werkwoord ser betekent zijn. 

deze werkwoord gebruik je om te vertellen wat iemand/iets is, wie ze zijn en hoe ze zijn.

Ser (zijn) gebruik je bij:

1. Nationaliteit, eigenschap, beroep
2. Nationaliteit, tijdelijke toestand, beroep
3. Nationaliteit, zich bevinden, tijd & datum
4. Nationaliteit, eigendom, gezondheid

Vul de juiste vorm van SER in.
Ella (is) ________ símpatica.

1. Son
2. Es
3. Somos
4. Soy

Vul de juiste vorm van SER in.
(Jullie zijn) ________ holandeses.

1. sois
2. somos
3. son
4. es

Wat betekent SER = ?

1. llamarse
2. estás
3. zijn
4. tener

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ik ben) estudiante.

1. eres
2. soy
3. somos
4. son

De regelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Yo ____ (leer) todos los días. (leer=lezen)

1. leo
2. lee
3. leemos
4. leer

Vul de juiste vervoeging in van het regelmatige werkwoord "hablar - praten" ;

"Yo ....... con mis amigos"

1. habla
2. hablan
3. hablo
4. hablas

tios - ooms/tantes

padres- ouders

abuelos - grootouders

primos - nichtjes/neefjes

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Yo ___ (caminar) por la mañana y ___ (correr) por la noche.

1. camino / corre
2. camina / corra
3. caminamos / corras
4. camino / corro

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia y allí ____ (comer) mucho chocolate.

1. viaja / come
2. viajo / como
3. viajamos / come
4. viaja / comes

Tener

tener = hebben

yo	ten g o
tú	t ie n es
él, ella, usted	t ie n e
nosotros	ten emos
vosotros	ten éis
ellos, ellas, ustedes	t ie n en

tener, usted

1. tene
2. tiene
3. tendan
4. tienes

tener, ellos

1. tiene
2. tienen
3. tenemos
4. tenéis

Vul de juiste vorm van het werkwoord TENER in.
tener (yo)

1. teno
2. tengo
3. tiene
4. tienes

TENER QUE
Ella (tener que)_______dejar de fumar

1. tienes que
2. tienen que
3. tenéis que
4. tiene que

tener ganas de

1. honger hebben
2. dorst hebben
3. zin hebben om
4. zich vervelen

TENER

1. HEBBEN
2. MAKEN
3. ZEGGEN
4. TERUG GAAN

TENER Mi hermano y yo ... (tener) un gato.

1. tengo
2. tienes
3. tenemos
4. tienen

TENER ¿Vosotros ...... (tener) clase?

1. tengo
2. tenéis
3. tenemos
4. tienen

Los números

Los números

A trabajar Reader

Comunicación p. 11