Oefenen met Grammar & Vocab - Food Talk

Task 4
In deze LessonUp moet je vragen beantwoorden over woordjes en grammatica om te kijken of je klaar bent voor je formatieve toets van morgen.
Tip: Kijk ook naar de uitleg-filmpjes!

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Task 4
In deze LessonUp moet je vragen beantwoorden over woordjes en grammatica om te kijken of je klaar bent voor je formatieve toets van morgen.
Tip: Kijk ook naar de uitleg-filmpjes!

Slide 1 - Diapositive

Deel 1: Woordjes

Slide 2 - Diapositive

Vertaal dit woord naar het Nederlands:
biscuits

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Nederlands:
cereal

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Nederlands:
milk

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Nederlands:
rice

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Nederlands:
disgusting

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Engels:
glas

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Engels:
groente

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Engels:
blikje

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Engels:
servet

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal dit woord naar het Engels:
mes

Slide 12 - Question ouverte

Deel 2: Grammatica
Vul het missende grammatica-onderdeel in. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Present continuous:
What is/are the person(s) doing?
The girl (to read).

Slide 15 - Question ouverte

Present continuous:
What is/are the person(s) doing?
The kids (to play).

Slide 16 - Question ouverte

Present continuous:
I ________ (to work) on our project right now.

Slide 17 - Question ouverte

My friends ________ (to play) games on their new PlayStation.

Slide 18 - Question ouverte

Freddy ________ (to watch) his favourite show in his room at the moment.

Slide 19 - Question ouverte

My dog ________ (to run) through the park. Look at him go!

Slide 20 - Question ouverte

Carry and Brandon ________ (to move) the tables in the classroom. It's very noisy.

Slide 21 - Question ouverte

Present continuous:
Rule:
am/are/is + ww +ing

We are working on our grammar right now.
I am going home, bye!
John is leaving the room to go to bed.

Slide 22 - Diapositive

0

Slide 23 - Vidéo

Some of any?

....... people hate going to a mall.

Slide 24 - Question ouverte

Some of any?

Do you have ............. motivation left?

Slide 25 - Question ouverte

Some of any?

There aren't ...... bags left.

Slide 26 - Question ouverte

Welke zin is correct:
A
'I have some apples' is correct.
B
'I have any apples' is correct.

Slide 27 - Quiz

Welke zin is correct:
A
'I don't have some time for you now.' is correct.
B
'I don't have any time for you now.' is correct.

Slide 28 - Quiz

Wat is het verschil tussen 'any' en 'some'?
A
Je kunt 'any' en 'some' door elkaar gebruiken in elke zin.
B
'Any' gebruik je bij vragen of negatieve zinnen, 'some' gebruik je bij bevestigende zinnen.
C
Er is geen verschil tussen 'any' en 'some'.

Slide 29 - Quiz

Some & Any
Bevestigende zinnen
Vragen
Ontkennende zinnen
Some
+
+
Any
+
+
Some & Any
(=wat, een paar en enkele)
SOME gebruik je in:
1. Bevestigende zinnen:
Mum has brought us some apples.
2. Vragen waarbij je een deel van een bekend geheel aanvraagt.
May I have some water?
3. Vragen waarbij je iets aanbiedt:
Would you like some biscuits?
ANY gebruik je in:
1. Ontkennende zinnen:
We didn't bring any lunch.
2. Alle andere vragen:
Have you got any orange juice?

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Fill in the correct plural:
bike

Slide 32 - Question ouverte

Fill in the correct plural:
leaf

Slide 33 - Question ouverte

Fill in the correct plural:
box

Slide 34 - Question ouverte

Wat is de meervoudsvorm van 'book'?
A
bookies
B
booken
C
booken
D
books

Slide 35 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van 'car'?
A
cares
B
caries
C
cars
D
carren

Slide 36 - Quiz

Wat is de meervoud van 'party'?
A
party's
B
partyies
C
partys
D
parties

Slide 37 - Quiz

Wat is de juiste meervoudsvorm van 'potato'?
A
potatos
B
potates
C
potatoes
D
potato

Slide 38 - Quiz

Plural (meervoud)
Meestal plak je er -s achter (car - cars);

Als het op een -o eindigt of een sis-klank, dan doe je -es
(box - boxes, potato - potatoes);

Eindigt het op -y? Vervang de -y en gebruik dan -ies
(party - parties)

Slide 39 - Diapositive