Les 5 - intro voca rutina y verbos reflexivos

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

En la clase de hoy:
Vas a aprender sobre verbos reflexivos
Vas a aprender vocabulario sobre 
la rutina diaria

Tarea: je maakt deze les een persoonlijk
vocabulaire lijstje met handige nieuwe woorden en tu cuaderno.
Kopje: Vocabulario de la clase 23/11/22

Slide 2 - Diapositive

¿Cómo se pregunta 'Hoe laat is het'?

Slide 3 - Question ouverte

Transcribe la hora + escribe la parte del día
12.30

Slide 4 - Question ouverte

Transcribe la hora + escribe la parte del día
1.15

Slide 5 - Question ouverte

Transcribe la hora:
10.50

Slide 6 - Question ouverte

Objetivo:
Puedo decir la hora en español
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Sondage

Reader página 10, ej. 6
Traduce las palabras.
¿Qué tienen en comun estas palabras?
timer
4:00

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Los verbos reflexivos
Mira el video y apunta:
1. ¿Qué son verbos reflexivos?
2. ¿Cómo formas verbos reflexivos en español?
3. Apunta la traducción española de las siguientes verbos reflexivos:
Zich opmaken, nemen (van een drankje), naar bed gaan, opstaan, parfum opdoen, zich wassen, haren kammen,tanden poetsen lachen, zich vervelen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Zich opmaken
nemen (van drankje)
naar bed gaan
opstaan
parfum opdoen
haren kammen
tanden poetsen
zich vervelen
zich wassen
peinarse
perfumarse
maquillarse
levantarse
cepillarse los dientes
acostarse
aburrirse
tomarse
lavarse

Slide 12 - Question de remorquage

1. ¿Qué son verbos reflexivos?
2. ¿Cómo formas verbos reflexivos en español?

Slide 13 - Question ouverte

Verbos reflexivos
Waaraan herken je een wederkerend werkwoord?


Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord?


eindigt op -se
-se eraf halen, daarna de uitgang eraf halen. 
Vervolgens me, te, se, nos, os, se ervoor zetten. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Het wederkerend werkwoorden staan:
- altijd voor het vervoegde werkwoord 
Me ducho con agua fría
Me quiero duchar
of
- direct achter het infinitief
Quiero ducharme con agua fría

Slide 17 - Diapositive

/ Me duermo
Me siento
Me acuesto
Ponerse
Me pongo

Slide 18 - Diapositive

Otros verbos reflexivos:
  relajarse          concentrarse             cansarse                    aburrirse

   

Slide 19 - Diapositive

¿Cómo conjugas con: tú?

Slide 20 - Diapositive

¿Cómo conjugas con: él/ella/usted?

Slide 21 - Diapositive

¿Cómo conjugas con: nosotros?

Slide 22 - Diapositive

¿Cómo conjugas en: vosotros?

Slide 23 - Diapositive

OJO
  • Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
  • Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i) (zich aankleden)
  • Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Slide 24 - Diapositive

Practicamos
Para memorizar el vocabulario:
El vocabulario de 'presentación'
Apunta vocabulario útil y nuevo para ti 
(sleep de balk om jezelf te overhoren!)
timer
4:00

Slide 25 - Diapositive

Practicamos más: el juego de la memoria
Pincha aquí

(¡puedes escuchar la pronunciación también!)


timer
3:00

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Quizlet/overhoren
Zet de woordjes van de woordenlijst 'la rutina diaria' samen met jouw persoonlijke woordenlijstje van vandaag in Quizlet.
OF
Trabaja en parejas: overhoor elkaar de woordjes van 'La rutina diaria'

Slide 28 - Diapositive

Evaluación
¿Qué verbos reflexivos conoces?
¿Cómo funcionan los verbos reflexivos?
¿Qué palabras relacionadas a la rutina diaria conoces?
¿Tres palabras tu de lista de vocabulario personal?

Slide 29 - Diapositive

Los deberes
Estudiar:
Herhalen: aantekeningen: la hora en gustar
Nieuw: aantekeningen verbos reflexivos
Vocabulario: la rutina diaria - zet deze woordjes in Quizlet!

Slide 30 - Diapositive