H2 Wat voor consument ben jij?

H2 Wat voor consument ben jij?
Houd de rekenmachine bij de hand.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2 Wat voor consument ben jij?
Houd de rekenmachine bij de hand.

Slide 1 - Diapositive

Weet je dit nog?
Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je fiets?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 2 - Quiz

Welke organisatie geeft onafhankelijk advies
A
Coca Cola
B
Nibud
C
Vereniging Eigen huis
D
Mediamarkt

Slide 3 - Quiz

Wat doen consumenten organisaties?
A
Komen op voor de belangen van de producent
B
Komen op voor de belangen van de consument
C
Komen op voor de belangen van de dieren
D
Komen op voor de belangen van Belgen

Slide 4 - Quiz

Wat is de omgerekende prijs voor 500 gram Heinz ketchup?
A
€ 1,25
B
€ 3
C
€ 3,18
D
€ 4,20

Slide 5 - Quiz

Wat doet een vergelijkend warenonderzoek?
A
Advies geven over de rechten van de consument.
B
Onderzoek doen naar consumenten-organisaties.
C
Dezelfde producten van verschillende merken testen.
D
Zij regelen het vervoer op het Nederlande spoor.

Slide 6 - Quiz

Waarvoor dient een keurmerk op producten?
Meerdere antwoorden goed?
Kies de beste
A
om te laten zien dat het van een goed merk is
B
om te laten zien dat het voor kinderen is
C
om te laten zien dat het product aan bepaalde eisen voldoet
D
Om te laten zien dat het gemaakt is in Duitsland.

Slide 7 - Quiz

Dit keurmerk laat zien
dat er eerlijke prijzen zijn
betaald aan de boeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

De invloed die je als groep hebt op producenten door gezamenlijk op te treden.
A
Producer Power
B
Puppy Power
C
Consolidated Power
D
Consumer Power

Slide 9 - Quiz

Wetten en regels die de consument beschermen bij aankoop van een product.
A
Warenwet
B
Wet productaansprakelijk-heid
C
Wet koop op afstand
D
Colportagewet

Slide 10 - Quiz

Als consument heb ik altijd recht op ....
A
de beste prijs
B
een deugdelijk product
C
korting
D
geld terug

Slide 11 - Quiz

Wat is de prijs voor 250 gram Remia ketchup?
A
€ 0,53
B
€ 0,63
C
€ 0,73
D
€ 0,83

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we de wet die regelt dat je producten binnen veertien dagen mag terugsturen als je online koopt?
A
Warenwet
B
Colportagewet
C
Wet productaansprakelijkheid
D
Wet koop op afstand

Slide 13 - Quiz

Als een product voor schade zorgt, moet de fabrikant dit vergoeden. Dit staat in de:
A
Warenwet
B
Wet productaansprakelijkheid

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van Consumer Power?
A
Judith besluit om in haar eentje geen ongezond eten te halen.
B
Een groep consumenten koopt geen plofkip meer.
C
Het vergelijken van producten van verschillende merken.

Slide 15 - Quiz

einde


Slide 16 - Diapositive

Waarnaar verwijst het woord:
hypotheek
A
Een lening voor een huis
B
Een lening voor een vrachtschip
C
Dat je het huis in onderpand geeft aan de bank
D
Dat je weinig rente moet betalen

Slide 17 - Quiz

Wat zijn onroerende zaken
A
Huizen
B
Spatels
C
Stroom en gas samen
D
Auto's en autobussen

Slide 18 - Quiz


A
€ 50
B
5,6%
C
5,7%
D
Heel ander percentage

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Als je een huis koopt staat er soms de afkorting K.K. bij. Wat betekent dit?
A
Kapitaal Krot
B
Kosten klant
C
Geen riool aanwezig.
D
Kosten koper

Slide 21 - Quiz

Woningcorporaties...
A
verhuren vooral sociale huurwoningen
B
Verhuren vooral vrije sector huurwoningen

Slide 22 - Quiz

Je kunt een deel van de betaalde hypotheekrente terugvragen aan
A
ouder
B
bank
C
verzekering maatschappij
D
Belastingdienst

Slide 23 - Quiz

Vaste of variabele kosten.
Kies een onderdeel van de vaste kosten van energielevering.
A
leveringskosten
B
gasverbruik
C
energiebelasting
D
netbeheerkosten

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je de nadelen die we als samenleving hebben van bijvoorbeeld milieuschade
A
Milieukosten
B
Milieu vervuiling
C
Maatschappelijke kosten
D
Maatschappelijk verlies

Slide 25 - Quiz


Slide 26 - Question ouverte


Slide 27 - Question ouverte


Slide 28 - Question ouverte

Jan krijgt € 7,- zakgeld per week. Hoeveel is dat omgerekend naar zakgeld per maand?

Slide 29 - Question ouverte