1.4 Verschillen in de wereld 3

1.4 Verschillen in de wereld
 Deel 1 en 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1.4 Verschillen in de wereld
 Deel 1 en 2

Slide 1 - Diapositive

1. Leerdoelen paragraaf 1.4
2. Herhaling
3. Opdracht begrippen
4. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Diapositive

Leervragen


uitleggen waarom landen ontwikkelingslanden genoemd worden.


Aan het eind van de les kan je...
voorbeelden geven van hoe die landen in ontwikkeling zijn.

uitleggen wat het verschil is tussen de koplopers, volgers en
achterblijvers

landen indelen in de categorieën koploper, volger en achterblijver. 

Slide 3 - Diapositive

Leervragen

uitleggen wat met beroepsbevolking bedoeld wordt.

Aan het eind van de les kan je...
beroepen in drie beroepsbevolking groepen indelen.
uitleggen dat er grote verschillen zijn tussen rijke en arme ongelijkheid.

uitleggen wat het verschil is tussen sociale en regionale ongelijkheid.

Slide 4 - Diapositive

Afsluiting

Slide 5 - Diapositive

Welk land hoort bij welk kenmerk?
bnp/hoofd is hoger dan € 32.000
bnp/hoofd is tussen € 8.000 en € 32.000 
bnp/hoofd is lager dan € 8.000 
Brazilië 
Tanzania
Verenigde staten

Slide 6 - Question de remorquage

Noteer de omschrijving van welzijn.

Slide 7 - Question ouverte

Hoe noemen we landen die in ontwikkeling zijn van arm naar rijk?
A
Welvaartslanden
B
Welzijnslanden
C
Ontwikkelingslanden

Slide 8 - Quiz

Ontwikkelingslanden die op weg zijn om rijk te worden en waar steeds meer mensen werken in de industrie en diensten noemen we......
A
koplopers
B
volgers
C
achterblijvers

Slide 9 - Quiz

Sleep naar de juiste plek
In rijke landen hebben mensen meer dan genoeg geld voor hun basisbehoeften.

In rijke landen is veel rijkdom of

In arme landen is veel

Deze mensen hebben niet genoeg geld voor hun
welvaart
basisbehoeften
armoede

Slide 10 - Question de remorquage

Koplopers
Volgers
Achterblijvers
Nederland
Somalië
China
India
Australië
Ivoorkust
Deze landen zijn ontwikkeld en rijk.
Landen die rijk aan het worden zijn.
De armste landen.

Slide 11 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de juiste zin
Ontwikkelingslanden die op weg zijn om rijk te worden en waar steeds meer mensen in de industrie en de diensten werken zijn
Ontwikkelingslanden die nog arm zijn en waar veel mensen in de landbouw werken zijn
Volgers
Achterblijvers

Slide 12 - Question de remorquage

Deze ontwikkeling gaat in verschillende stappen, die hieronder beschreven 
staan. Zet ze in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Er wordt meer personeel aangenomen.
Mensen hebben meer geld te besteden.
Er moet meer kleding gemaakt worden.
Meer mensen ontvangen een salaris.
Meer mensen hebben een baan.

Slide 13 - Question de remorquage

Dat de welvaart groeit in een land kan je zien aan dat de vaccinatie bij eenjarigen groeit.
Kun jij een ander voorbeeld noemen?

Slide 14 - Question ouverte

Waarom vindt de productie vaak minder plaats in ontwikkelde landen?
A
Door de hoge lonen is het te duur om te produceren
B
Daar zijn meer grondstoffen te vinden.
C
De bevolking wil de vervuiling niet
D
Door lage lonen is het goedkoop om daar te produceren.

Slide 15 - Quiz

Regionale ongelijkheid staat voor het verschil tussen arm en rijk binnen een...
A
Werelddeel
B
Provincie
C
Land
D
Mensen

Slide 16 - Quiz

Sociale ongelijkheid = verschillen in welvaart tussen gebieden in een land
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat bedoelen wij met de beroepsbevolking?
A
Mensen die werken
B
Mensen die niet werken
C
Mensen die (kunnen) werken
D
Mensen die zijn afgekeurd

Slide 18 - Quiz

Landbouw
Industrie
Diensten
Verpleegkundige
Boer
Kledingfabriek
Politie agent
Advocaat
Melkvee houder
Akkers
Docent

Slide 19 - Question de remorquage

Aan de slag
STAP 1
Klaar?
Huiswerk! 
Maken:
  • Opdracht begrippen paragraaf 1.4
  • 1.4 Herhaling blz. 42

Hoe?
  • Samen 
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat het zien aan de docent.  

Daarna: lezen in je leesboek

Slide 20 - Diapositive