§3.2 Metalen en zouten

3.2  Metalen en zouten
binnen is beginnen!
Doelen
3.2.1 Je kunt stoffen indelen in metalen, moleculaire stoffen en zouten aan de hand van hun atomaire samenstelling.
3.2.2 Je kunt metalen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.3 Je kunt zouten op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.4 Je kunt uitleggen wat corrosie is, waarbij je onderscheid maakt tussen edele en onedele metalen.
3.2.5 Je kunt op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen.
3.2.6 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke lading het ion zal hebben. (plus)

DEZE LES:
  • stil werken 15 minuten
  • instructie 15 minuten
  • aan de slag 30 minuten
timer
15:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.2  Metalen en zouten
binnen is beginnen!
Doelen
3.2.1 Je kunt stoffen indelen in metalen, moleculaire stoffen en zouten aan de hand van hun atomaire samenstelling.
3.2.2 Je kunt metalen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.3 Je kunt zouten op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.4 Je kunt uitleggen wat corrosie is, waarbij je onderscheid maakt tussen edele en onedele metalen.
3.2.5 Je kunt op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen.
3.2.6 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke lading het ion zal hebben. (plus)

DEZE LES:
  • stil werken 15 minuten
  • instructie 15 minuten
  • aan de slag 30 minuten
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Fluor staat in het PS in groep 17.
Tot welke groep stoffen behoort fluor?
A
edelgassen
B
halogenen
C
aardalkalimetalen
D
metaloiden

Slide 2 - Quiz

In welke groep van het periodiek systeem staat het element nikkel?

Slide 3 - Question ouverte


Welke deeltjes hebben hetzelfde atoomnummer?

A
Alle drie
B
Alleen 1 en 2
C
Alleen 1 en 3
D
Alleen 2 en 3

Slide 4 - Quiz

Waarom zijn atomen elektrisch neutraal?
A
omdat er evenveel elektronen als neutronen in aanwezig zijn
B
omdat er evenveel protonen als elektronen in aanwezig zijn
C
omdat er evenveel protonen als neutronen in aanwezig zijn
D
omdat er geen geladen deeltjes in aanwezig zijn

Slide 5 - Quiz

De kern van een deeltje bestaat uit 9 protonen en 10 neutronen.
Wat is juist?
A
De atoommassa van dit deeltje is 9 g.
B
De atoommassa van dit deeltje is 9 u.
C
De atoommassa van dit deeltje is 19 g.
D
De atoommassa van dit deeltje is 19 u.

Slide 6 - Quiz

Alle stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.
A
Juist
B
Onjuist
C
Uuh.. wat zijn moleculen..?

Slide 7 - Quiz

Stoffenschema

  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten
Tekst
metalen
zouten
moleculaire stoffen

Slide 8 - Diapositive

Eigenschappen van metalen
Alle metalen:
  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 9 - Diapositive

Metalen
  • In een metaal zijn geen groepjes van atomen aan te wijzen die samen één deeltje vormen. 
  • Metalen zijn dus geen moleculen! 
  • Metalen zijn opgebouwd uit positieve metaal-atoomresten waartussen vrije elektronen voorkomen. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 10 - Diapositive

Metalen
  • In een metaal zijn geen groepjes van atomen aan te wijzen die samen één deeltje vormen. 
  • Metalen zijn dus geen moleculen! 
  • Metalen zijn opgebouwd uit positieve metaal-atoomresten waartussen vrije elektronen voorkomen. 

Metalen zitten in een metaalrooster. 
De elektronen kunnen ´vrij´ bewegen
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 11 - Diapositive

Corrosie
De meeste metalen reageren gemakkelijk met stoffen uit de lucht en worden erdoor aangetast. Die aantasting noem je corrosie




corrosie van Cu          corrosie van Zn         corrosie (roesten) van Fe

Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 12 - Diapositive

Aantasting van metalen
Wanneer er bij koper corrosie optreed, ontstaat de stof koperoxide. 
Koperoxide is groen

Koperoxide is echter wel luchtdicht. Koperoxide
beschermt koper tegen verdere corrosie

Dit gebeurt ook bij de metalen: Al, Sn, Cr en Zn. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 13 - Diapositive

Edelheid
De metalen kunnen we onderverdelen in 3 soorten metalen:
  1. Edelmetalen
  2. Onedele metalen
  3. Zeer onedele metalen

Hoe onedeler het metaal, 
hoe gevoeliger het is voor 
corrosie


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Legeringen
Mengsels van samengesmolten metalen heten legeringen of alliages
Legeringen hebben andere eigenschappen dan de zuivere metalen


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 16 - Diapositive

Een ijzeren hek wordt behandeld met een dun laagje koper.
Leg uit of dit een legering is

Slide 17 - Question ouverte

d
d

Metalen
  • Metalen zijn vast bij kamertemperatuur (met uitzondering van Hg)
  • Bestaan uit positieve atoomkernen waartussen vrij elektronen bewegen
  • Metaalbinding
  • Metaalrooster
  • Geleiden stroom in de vaste en vloeibare fase



Zouten
  • zouten zijn vast bij kamertemperatuur
  • Bestaan uit positieve metaal en negatieve niet-metaal ionen
  • Ionbinding
  • Ionrooster
  • Geleiden stroom in de vloeibare fase
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 18 - Diapositive

Zouten
Zouten zijn in de vaste fase opgebouwd uit ionen. 
Een ion is een atoom met een lading. 
Een ion ontstaat doordat het aantal p+ niet gelijk 
is aan het aantal e-

Voorbeeld: 
Keukenzout bestaat uit Na+ en Cl-
Kalksteen bestaat uit Ca2+ en CO32-
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 19 - Diapositive

Opdracht
1. Teken het aantal protonen en elektronen van een natrium atoom en van een natrium ion (lading +1)
2. Geef aan hoeveel protonen en elektronen voorkomen in Mg2+
3. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen komen voor in een 35Cl- ion?


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten
Antwoord vraag 2
Magnesium heeft atoomnummer 12
Protonen = 12
De lading is 2+ dus zijn er (12-2) 10 elektronen
Antwoord vraag 3
Cl heeft atoommummer 17
Protonen = 17
Massagetal = 35
Neutronen = massagetal - protonen (35 - 17) 18
De lading is 1- dus zijn er (17 + 1) 18 elektronen

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag norm: 3.2 
Doelen
3.2.1 Je kunt stoffen indelen in metalen, moleculaire stoffen en zouten aan de hand van hun atomaire samenstelling.
3.2.2 Je kunt metalen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.3 Je kunt zouten op micro- en macroniveau beschrijven.
3.2.4 Je kunt uitleggen wat corrosie is, waarbij je onderscheid maakt tussen edele en onedele metalen.
3.2.5 Je kunt op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen.
3.2.6 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke lading het ion zal hebben. (plus)

DEZE LES:
  • aan de slag 30 minuten
  • extra vragen in lesson-up
timer
30:00

Slide 21 - Diapositive

Opdracht
Neem de volgende vragen over in je schrift en beantwoord deze:
  1. Hoe zien metalen er op microniveau uit?
  2. Hoe zien metalen er op macroniveau uit?
  3. Wat is corrosie?
  4. Wat is het verschil tussen edele en onedele metalen?
  5. Wat is een legering?
  6. Waarom hebben legeringen andere eigenschappen dan zuivere metalen?
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 22 - Diapositive

Doelen
Als het goed is kan ik nu:
  1. metalen op mico- en macroniveau beschrijven.
  2. uitleggen wat corrosie is.
  3. het verschil tussen edele en onedele metalen benoemen
  4. drie edele en onedele metalen benoemen
  5. op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 23 - Diapositive