HAVO 3 Les 17 periode 2 Grammatica adjectif possessif

La langue française
Aujourd'hui:
- L'adjectif possessif
- La négation
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

La langue française
Aujourd'hui:
- L'adjectif possessif
- La négation

Slide 1 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Frans

Slide 2 - Carte mentale

L'adjectif Possessif
Geeft een bezit aan. Geeft aan van wie het is. 
In het Frans hangt de vorm af van het zelfstandig naamwoord dat er achter staat:
La coutte (het hoeslaken) -> J'adore ma couette.
Le ballon (de bal) -> C'est ton ballon?
Les clés (de sleutels) -> il  cherche ses clés. 

Slide 3 - Diapositive

L'adjectif Possessif
Mannelijk znw
Vrouwelijk znw
znw in meervoud
Mijn
Mon portable
Ma maison
Mes maisons
Jouw
Ton portable
Ta maison
Tes maisons
Zijn/haar
Son portable
Sa maison
Ses maisons
Onze/ons
notre portable
notre maison
nos maisons
Jullie/uw
votre portable
votre maison
vos maisons
Hun
leur portable
leur maison
leurs maisons

Slide 4 - Diapositive

L'adjectif possessif: uitzonderingen!
- Een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk is maar begint met een klinker (a, e, i, o, u) krijgt als nog de mannelijke vorm (mon, ton, son)
Voorbeeld: L'adresse (v) - > Ma adresse = mon adresse. 

- Let op!  Aan son sa en ses kan je niet zien welk geslacht de eigenaar is.
Sa mère betekent zijn moeder én haar moeder.

Slide 5 - Diapositive

Kies: Mon, Ma, Mes
Mijn beroep (het beroep = le métier)

A
Mon métier
B
Ma métier
C
Mes métier
D
Ton métier

Slide 6 - Quiz

Kies: Son, Sa, Ses
Zijn stripboek (het stipboek = la bande dessinée)
A
Son bande dessinée
B
Sa bande dessinée
C
Ses bande dessinée
D
Mon bande dessinée

Slide 7 - Quiz

Vertaal naar het Frans
Onze verkoper (de verkoper = le vendeur)

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal naar het Frans:
Hun gewoontes (de gewoonte = l'habitude)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal naar het Frans:
Jouw vriendin (de vriendin = l'amie)

Slide 10 - Question ouverte

Ik snap hoe ik het bezittelijk voornaamwoord gebruik
Oui
un peu
Non

Slide 11 - Sondage

La négation
Voorbeeld = niet / geen
2 woorden:
1. Ne
2. Pas
Om de persoonsvorm heen:
J'ai une bonne note pour le français.
Je n'ai pas de bonne note pour le français

Slide 12 - Diapositive

Leg kort in je eigen woorden uit wat er niet klopt aan deze ontkennende zin:
- il ne arrive jamais plus tard
(Hij komt nooit te laat)

Slide 13 - Question ouverte

La négation
Meerdere vormen van la négation:
- Ne ... pas = Niet/geen -> Je n'ai pas de bonne note pour le français
- ne ... jamais = nooit -> je ne vais jamais à la plage.
- ne ... rien = niets -> Je n'ai rien fait
ne ... plus = niet meer -> je ne vais plus à l'école maternelle.
- Ne ... pas encore = nog niet -> je n'ai pas encore fait mes devoirs.

Slide 14 - Diapositive

Voeg de juiste ontkenningen bij elkaar
Nog niet
Niet meer
Niet/geen
Nooit
Niets
Ne ... pas
Ne ... pas encore
Ne ... jamais
Ne ... rien
Ne ... plus

Slide 15 - Question de remorquage

Voeg de ontkenning ''niet/geen'' aan de zin toe:
- Elles vont acheter des stylos.

Slide 16 - Question ouverte

Voeg de ontkenning ''niets'' toe aan de zin:
- Je vois sans porter mes lunettes.

Slide 17 - Question ouverte

Ik snap hoe ik de ontkenning in het Frans gebruik
Oui
Un peu
Non

Slide 18 - Sondage

Volgende lessen:
Vandaag:
- Vergeet niet mij te berichten wanneer je de Woots toets niet online kan maken thuis
Woensdag: 
- Verder oefenen grammatica

Slide 19 - Diapositive