Lianne moet 5,786... euro betalen. Hoeveel wordt dit bij pinnen?
A
5,75
B
5,78
C
5,79
D
5,80
1 / 27
suivant
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Lianne moet 5,786... euro betalen. Hoeveel wordt dit bij pinnen?
A
5,75
B
5,78
C
5,79
D
5,80
Slide 1 - Quiz
Lianne moet 5,786... euro betalen. Hoeveel wordt dit bij contant betalen?
A
5,75
B
5,78
C
5,79
D
5,80
Slide 2 - Quiz
3 kg Bintje aardappelen kost 4,50 euro. 2 kg Roseval aardappelen kost 3,20. Wat is in verhouding het goedkoopst?
Slide 3 - Question ouverte
1 minuut = ... seconden
Slide 4 - Question ouverte
5 dagen en 3 uur = ... uur
Slide 5 - Question ouverte
3 jaar en 4 weken = ... weken
Slide 6 - Question ouverte
3 uur en 12 minuten = ... minuten
Slide 7 - Question ouverte
Hoeveel uren en minuten zitten er in 400 minuten?
Slide 8 - Question ouverte
Hoeveel weken en dagen zitten er in 20 dagen?
Slide 9 - Question ouverte
Nyala heeft een krantenabonnement. Dat kost 40 euro per kwartaal. Een jaarabonnement kost 150 euro per jaar. Hoeveel is het voordeliger om per jaar te betalen?
Slide 10 - Question ouverte
Yassir heeft een sportschoolabonnement. Dat kost 53 euro per kwartaal. Een jaarabonnement kost 200 euro per jaar. Hoeveel is het voordeliger om per jaar te betalen?
Slide 11 - Question ouverte
Mikki moet van 16:05 tot 18:43 wachten. Hoe lang is dat?
Slide 12 - Question ouverte
Laurens fietst naar zijn werk. Hij doet er 1 uur en 12 minuten over. Hij vertrekt om 7:53. Hoe laat komt hij aan?
Slide 13 - Question ouverte
Laurens fietst naar zijn werk. Hij wil om 9:00 aankomen. Hij doet er 1 uur en 12 minuten over. Hoe laat moet hij vertrekken?
Slide 14 - Question ouverte
Ties rijdt 230 km in 3,5 uur. Wat is zijn snelheid in km/uur? Rond af op één decimaal.
Slide 15 - Question ouverte
Wat moet er bij de bovenste pijl komen?
Slide 16 - Question ouverte
Wat moet er bij de onderste pijl komen?
Slide 17 - Question ouverte
3 m/s = ... km/uur
Slide 18 - Question ouverte
Tygo loopt de 100 m in 15,6 seconden. Bereken zijn snelheid in km/uur. Rond af op eén decimaal.
Slide 19 - Question ouverte
Sam loopt de 200 m in 55,6 seconden. Bereken haar snelheid in km/uur. Rond af op eén decimaal.
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf 1,4 miljoen met alleen cijfers.
Slide 21 - Question ouverte
Schrijf 55 605 000 000 met het woord miljard. Rond af op één decimaal.
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf 7 690 000 met het woord miljoen. Rond af op één decimaal.