6/11 spreken, kijken en luisteren, presentatie

Spreken, kijken en luisteren
H2
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spreken, kijken en luisteren
H2

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie - werken in stilte
  • Verlengde instructie - iedereen werken

  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les 
- kun je benoemen hoe je een presentatie moet houden waarin je de aandacht vasthoudt.
- heb je geoefend met presenteren

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Diapositive

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een prins en een boer?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de minst gesproken taal ter wereld?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe noem je een teek die van dansen houdt?

Slide 7 - Question ouverte

Vorige les

Slide 8 - Diapositive

hhHieronder zie je de stappen van het ontleden van zinnen. Zet de stappen in de juiste volgorde van boven naar beneden. 
Stap 4
Stap 3
Stap 2
Stap 1
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Lijdend voorwerp
Werkwoordelijk gezegde
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Zinsdeelstrepen
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 9 - Question de remorquage

ddDe puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zinsdeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: WG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
Stap 4: O = Wie/wat + WG
Stap 5: LV = Wie/wat + WG + O
Stap 6: MVW = Aan wie/voor wie + WG + O + LV
Stap 7: BWB =  Als de stappen 1 t/m 6 helemaal goed gedaan hebt, dan blijft de BWB over;  de prullenbak van de zin! 
                         Geeft antwoord op vragen als: waarom, wanneer, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe en waarmee
                          Een tijd of plaat is altijd een BWB
                          Er kunnen meerdere BWB's in een zin staan
                          Woorden als wel, niet, nog en ook zijn ook BWB's

Slide 10 - Diapositive

Nieuwe lesstof

Slide 11 - Diapositive

Eerder geleerd bij lezen en schrijven
Weet je het nog?

Slide 12 - Diapositive

Inleiding
kern
Slot

nieuwsgierig maken

een aantal alinea’s met verbanden
een samenvatting van de tekst
Een opsomming

een advies geven
de opbouw van de tekst geven

Slide 13 - Question de remorquage

Functies tekstdelen - kort
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
 Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Kern: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot:  meestal de laatste alinea, 
bijvoorbeeld:
• het belangrijkste wordt kort herhaald 
• er wordt naar de toekomst wordt gekeken
• de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden
Vaak hebben ze een vaste structuur!


Slide 14 - Diapositive

Waarom moet je dit leren?
- Je moet kunnen presenteren voor de klas en/of je leraar bij verschillende vakken
- In jaar vier moet je als SE een overtuigende presentatie geven
- Bij sommige beroepen moet je kunnen presenteren.
- Het is verplichte lesstof

Slide 15 - Diapositive

Opdracht

Bekijk het fragment met Sanne Wallis de Vries nog een keer. Lees eerst de vragen, zodat je weet waarop je moet letten tijdens het kijken.

Hoe begint Sanne Wallis de Vries haar spreekbeurt?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Hoe begint Sanne Wallis de Vries haar spreekbeurt?

Slide 18 - Question ouverte

Presenteren - begrippen
Presentatie
Het aan een publiek tonen en vertellen van informatie over een onderwerp.

Binnenkomer
De eerste opvallende opmerking tijdens een presentatie, zoals een grapje of een nieuwsbericht.

Digitale presentatie
Een visueel hulpmiddel waarin je kernwoorden, kernbegrippen en afbeeldingen opneemt die tijdens je presentatie worden besproken.

Slide 19 - Diapositive

Presenteren - voorbereiden
Bij de voorbereiding van een presentatie denk je na over:
• het onderwerp: wat wil je vertellen?
• je publiek: voor wie?
• het doel: wat wil je bereiken?


Slide 20 - Diapositive

Presenteren - opbouw
Opbouw presentatie
Een presentatie bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
Inleiding: nieuwsgierig maken, aandacht trekken, onderwerp introduceren, opbouw.
Kern: presenteer de informatie over je onderwerp in deelonderwerpen. 
Slot: sluit je presentatie af door vragen te beantwoorden of vragen te stellen.

Je kunt een digitale presentatie bij je presentatie maken. Neem hierin kernwoorden, kernbegrippen, afbeeldingen en/of filmpjes op.

Slide 21 - Diapositive

Functies tekstdelen - kort
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
 Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Kern: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot:  meestal de laatste alinea, 
bijvoorbeeld:
• het belangrijkste wordt kort herhaald 
• er wordt naar de toekomst wordt gekeken
• de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden
Vaak hebben ze een vaste structuur!


Slide 22 - Diapositive

Presenteren - aandacht vasthouden
Zo houd je tijdens je presentatie de aandacht van je publiek vast:
• maak oogcontact met je publiek
• gebruik voorbeelden of stel vragen
• praat duidelijk en enthousiast en wissel af in je toon
• gebruik je lichaamstaal
• gebruik aansprekende afbeeldingen of filmpjes in de digitale presentatie.

Slide 23 - Diapositive

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Online: hoofdstuk 2, Wat is wijsheid? § 2.6 Spreken, kijken, luisteren, opdracht 2, 3, 4 en 5
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

Slide 24 - Diapositive

Presenteren - voorbereiden
Bij de voorbereiding van een presentatie denk je na over:
• het onderwerp: bedenk wat je precies wilt vertellen; schrijf met behulp van een woordweb op wat je al weet en zoek aanvullende informatie;
• je publiek: bedenk voor wie je de presentatie houdt; stem daar je informatie en woordgebruik op af. 
• het doel: bedenk of je je publiek wilt informeren (dus zonder mening en alleen feiten) of overtuigen (dus met jouw mening).


Slide 25 - Diapositive

Presenteren - opbouw
Opbouw presentatie
Een presentatie bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
Inleiding: maak je publiek nieuwsgierig met een binnenkomer: een grapje, nieuwsbericht of vraag. Noem het onderwerp en de deelonderwerpen die je gaat bespreken.
Kern: presenteer de informatie over je onderwerp. Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde. 
--> Begin je met het minst belangrijke en bouw je op of juist met het belangrijkste?
--> Zijn er dingen die bij elkaar horen of een bepaalde volgorde hebben?
Slot: sluit je presentatie af, beantwoord vragen of stel je publiek een vraag.

Slide 26 - Diapositive

Presenteren - digitale presentatie
Je kunt een digitale presentatie bij je presentatie maken. Neem hierin kernwoorden, kernbegrippen, afbeeldingen en/of filmpjes op.

- Een digitale presentatie kan bijvoorbeeld een Power Point of een Google Presentation zijn.
- De presentatie is belangrijker dan de digitale presentatie
- De digitale presentatie moet jouw presentatie ondersteunen
- Geen hele zinnen in de presentatie
- Maak je presentatie aantrekkelijk, dus gebruik achtergronden, afbeeldingen en effecten 

Slide 27 - Diapositive

Op welke manier kun je tijdens je presentatie inspelen op deze verschillende soorten publiek?

Slide 28 - Question ouverte

Waarom is het slim om je publiek in de inleiding nieuwsgierig te maken naar het onderwerp?

Slide 29 - Question ouverte

Presenteren - aandacht vasthouden
Zo houd je tijdens je presentatie de aandacht van je publiek vast:
• kijk de mensen aan en betrek ze bij je verhaal;
• gebruik voorbeelden die hen aanspreken of stel vragen;
• praat duidelijk en enthousiast, niet te langzaam en niet te snel en wissel je toon (hoog en laag) af;
• gebruik je lichaamstaal: ondersteun je verhaal met je gezichtsuitdrukking, houding en gebaren;
• gebruik aansprekende afbeeldingen of filmpjes in de digitale presentatie.

Slide 30 - Diapositive

Hoe kun je mensen bij je verhaal betrekken?

Slide 31 - Question ouverte

Welke docent vind jij een goede spreker?

Slide 32 - Question ouverte

Schrijf op wat hij goed doet.

Slide 33 - Question ouverte

Werk voor deze les (als er nog tijd is) + huiswerk
    Pak je VIP en noteer:
    Online: hoofdstuk 2, Wat is wijsheid? § 2.6 Spreken, kijken, luisteren, opdracht 2, 3, 4 en 5

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    10:00

    Slide 34 - Diapositive

    Lesdoel
    Aan het einde van deze les 
    - kun je benoemen hoe je een presentatie moet houden waarin je de aandacht vasthoudt;
    - heb je geoefend met (de theorie en) opbouw van een presentatie.

    Blauw = kennis = leren
    Oranje =  kunnen = oefenen 

    Slide 35 - Diapositive

    Publiek nieuwsgierig maken
    Introduceer je onderwerp
    Stel jezelf voor
    Vertel de opbouw van je presentatie
    Geef aan wanneer je publiek vragen kan stellen.
    Deelonderwerpen komen aan bod
    Gebruik van de signaalwoorden: eerst, vervolgens, bovendien, ook. 
    Samenvatting of conclusie
    Geef een tip of geef een opvallende uitspraak
    Zijn er nog vragen?
    Bedank het publiek

    Slide 36 - Question de remorquage

    Ik weet hoe een presentatie is opgebouwd en hoe ik de aandacht van de luisteraar kan vasthouden.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 37 - Sondage

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 38 - Question ouverte

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 39 - Question ouverte