EHBO oefentoets Blok 1 - 4

Oefentoets EHBO
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets EHBO

Slide 1 - Diapositive

EHBO basis regels
  1. Let op gevaar
  2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
  3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
  4. Zorg voor professionele hulp
  5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt

Slide 2 - Diapositive

Wat is een AED?

Automatische Externe Defibrillator (AED)


ofwel:

Een draagbaar apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. Dit gebeurt door het geven van een elektrische schok.

Slide 3 - Diapositive

Waar staat EHBO voor?
A
Eerste hulp bij overvallen
B
Eten halen bij opa
C
Eerste hulp bij ongelukken
D
Het heet gewoon EHBO

Slide 4 - Quiz

Waar let je eerst op bij EHBO?
A
Veiligheid slachtoffer
B
Veiligheid anderen
C
Veiligheid van jezelf

Slide 5 - Quiz

Hoeveel procent van de bevolking in Nederland heeft EHBO-vaardigheden?
A
20 %
B
80 %
C
1 %
D
4 %

Slide 6 - Quiz

Wat doet het Rode Kruis?
A
Ze helpen mensen die in nood zitten.
B
Ze zorgen ervoor dat iedereen EHBO vaardigheden heeft.
C
Ze bieden financiële hulp.
D
Ze verzorgen EHBO lessen.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent steriel?
A
Je mag het niet aanraken
B
Het is een grote open wond
C
Geen bacteriën
D
Je moet voorzichtig zijn

Slide 8 - Quiz

Bij een derdegraads brandwond is alleen de eerste laag beschadigd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Hoe lang moet je koelen bij een brandwond?
A
5 - 10 minuten
B
10 - 15 minuten
C
10 - 20 minuten
D
5 - 20 minuten

Slide 10 - Quiz

Een 1ste graads brandwond doet geen pijn en is zwart van kleur
Klopt dit wel/niet
A
wel
B
niet

Slide 11 - Quiz

Iemand heeft een grote bloedende wond waar een voorwerp uitsteekt. Wat moet de EHBO’er doen?
A
Het voorwerp eruit halen en dan de wond dichtdrukken.
B
Het voorwerp laten zitten en daaromheen drukken, direct op de wond.
C
Het voorwerp eruit halen en dan de wond verbinden.
D
Op het voorwerp drukken en iemand anders vragen om op de huid rondom de wond te duwen.

Slide 12 - Quiz

Welke woord past het beste bij deze afbeelding?
A
Infectie
B
Vaccinatie
C
Mitella
D
Verstuiking

Slide 13 - Quiz

Wat is geen aanleiding om in shock te raken?
A
Hevig bloedende wonden.
B
Hartinfarct.
C
Hoge bloeddruk.
D
Inwendige bloedingen.

Slide 14 - Quiz

Hoe ziet een slachtoffer dat in shock raakt er uit?
A
Bleke huid, lage bloeddruk en weinig moeten plassen.
B
Koude huid, lage bloeddruk en een ingevallen gezicht.
C
Koude huid, bleke huid en veel zweten.
D
Weinig moeten plassen, een ingevallen gezicht en veel zweten.

Slide 15 - Quiz

Welke deel van de longen geeft de zuurstof af aan het bloed?
A
Bronchiën.
B
Keelholte.
C
Longblaasjes.
D
Luchtpijpvertakking.

Slide 16 - Quiz

Wat betekent diagnose?
A
Achteraf kijken wat er goed is gegaan.
B
De AED gebruiken.
C
Het toedienen van hartmassage.
D
Vaststellen wat er aan de hand is.

Slide 17 - Quiz

Noem de drie vitale organen

Slide 18 - Question ouverte

Wat is een pupil (oog)?
A
Het voorste doorschijnende deel.
B
De buitenste witte laag.
C
De gekleurde ring.
D
Het zwarte gaatje.

Slide 19 - Quiz