Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
V2, Chapitre 6, Bron D
Slide 1 - Diapositive
Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
Aan het eind van deze les...
... ken ik de vraagwoorden in het Frans.
... weet ik hoe ik een vraag moet stellen.
Slide 2 - Diapositive
Activités en cours
Uitleg grammaire bron D
Exercice 16: écouter, traduire, vocabulaire
Exercice 17: vraagwoorden, écrire
Exercice 18: écrire
Slide 3 - Diapositive
Poser des questions
Om in het Frans een vraag te stellen zet je een vraagteken achter de gewone zin. Je spreekt de vraag anders uit dan de gewone zin: aan het eind gaat je stem iets omhoog.
On va à la gare? Gaan wij naar het station?
Slide 4 - Diapositive
Poser des questions
Vraagwoorden
Wie Qui "Kie" Waarom Pourquoi "poerkwah"
Wat Qu'est-ce que "Kes kuh" Hoe Comment "Kohman"
Waar Où "Oe" Hoeveel Combien "Kombjen"
Wanneer Quand "Kan"
Slide 5 - Diapositive
Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
où
qui
qu'est-ce que/ qu'est-ce qui
quand
comment
Slide 6 - Question de remorquage
Traduis F-N: Qui est le prof de français?
Slide 7 - Question ouverte
Traduis F-N: Qu'est-ce que tu manges?
Slide 8 - Question ouverte
Traduis F-N: Vous mangez combien de pizzas?
Slide 9 - Question ouverte
Traduis F-N: Pourquoi tu parles anglais?
Slide 10 - Question ouverte
Traduis F-N: Comment ça va?
Slide 11 - Question ouverte
Traduis F-N: Tu pars (= partir, vertrekken) quand?