Modale werkwoorden Duits (können/dürfen)

Modale werkwoorden Duits
Tegenwoordige tijd
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Modale werkwoorden Duits
Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
In deze les leer je wat modale werkwoorden zijn.

Je leert de vertalingen van de modale werkwoorden.

Je leert de modale werkwoorden te vervoegen en toe te passen in een zin. 

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn "Modalverben"?
"Modalverben" geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.
De onderstreepte woorden zijn modale werkwoorden (Modalverben in het Duits), oftewel hulpwerkwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Modalverben in het Duits:

Slide 4 - Diapositive

Er zijn verschillende Modalverben......
Wij focussen ons eerst op:

  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)

Slide 5 - Diapositive

Wat is er anders bij "können"?
             zwak werkwoord:            modaal  werkwoord 'können':
ich               wohn e                          ich                kann -
du                wohn st                         du                kann st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    kann -
wir               wohn en                        wir                könn en
ihr                wohn t                            ihr                könn t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       könn en

Slide 6 - Diapositive

Wat is er anders bij "dürfen"
             zwak werkwoord:            modaal  werkwoord 'dürfen:
ich               wohn e                          ich                darf -
du                wohn st                         du                darf st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    darf -
wir               wohn en                        wir                dürf en
ihr                wohn t                            ihr                dürf t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       dürfen

Slide 7 - Diapositive

Vergelijk de stam en de uitgangen
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
     können --> ich kann
     dürfen --> ich darf
  • Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang (dus geen "e" of "t"!)
    ich darf , ich kann... er darf, er kann

Slide 8 - Diapositive

Wat helpt je bij het leren?
  • Bij deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen (= mogen, ik mag)   ->  ich darf
    - können (= kunnen, ik kan)   > ich kann

Slide 9 - Diapositive

Maak nu een paar oefeningen,
vertaal:
hij kan

A
Er könne
B
Er kann
C
Er kannt
D
Er könnt

Slide 10 - Quiz

Vertaal:
jij mag
A
du darfst
B
du magst
C
du darf
D
du mag

Slide 11 - Quiz

Vertaal:
Lisa kan
A
Lisa kannst
B
Lisa kann
C
Lisa können
D
Lisa kannt

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
jullie mogen
A
ihr dürft
B
ihr darft
C
ihr dürfen
D
ihr darf

Slide 13 - Quiz

Sehr gut gemacht! Weiter gehts!
Sehr gut! 

Slide 14 - Diapositive

Modalverben & wissen


Kennen jullie de zes Duitse modale hulpwerkwoorden  + het werkwoord "wissen" (= weten) nog?

Slide 15 - Diapositive

Er zijn 6 modale hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

wissen
Dit werkwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als de Modale Hulpwerkwoorden (al is het natuurlijk geen hulpwerkwoord!)

Zien jullie het?
De 1. en 3. pers. enkv. géén uitgang!

Slide 18 - Diapositive

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 19 - Diapositive

Leerstof toets: zie Magister huiswerk vandaag
Toepassen oefenen:

-vanaf blz 157 Aufgaben 15, 17,
-Schritt 7 Aufgaben 3,5 und 7.
Reproductie oefenen:
wrts/quizlet, ook opschrijven, vaak herhalen, maak een spiekbrief!  VEEL SUCCES



Slide 20 - Diapositive

Übung macht den Meister!

Slide 21 - Diapositive

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 22 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 23 - Quiz

Ich (können) ……………. dir helfen.

Slide 24 - Question ouverte

Er (wissen) …….. noch nicht so viel.

Slide 25 - Question ouverte

Wir (wollen) ……… dich nicht stören.

Slide 26 - Question ouverte

Du (dürfen) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 27 - Question ouverte

Ich (dürfen) ……. es euch nicht sagen.

Slide 28 - Question ouverte






GA ZO DOOR!!!!

Slide 29 - Diapositive

In het Duits: Vind je dit leuk?

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Vidéo

de kiespijn

Slide 32 - Question ouverte

het lichaam

Slide 33 - Question ouverte

schlimm

Slide 34 - Question ouverte

furchtbar

Slide 35 - Question ouverte

de koorts

Slide 36 - Question ouverte

In het Duits:Hoe vond je Madurodam?

Slide 37 - Question ouverte

Wie findest du die Niederländer? Antwoord in het Duits.

Slide 38 - Question ouverte

Es tut weh. Vertaal in het NL.

Slide 39 - Question ouverte

Alles kun je leren

Slide 40 - Diapositive

Und bis zum nächsten Mal !

Slide 41 - Diapositive