De waarde van geld_3HV_1.4

Agenda les
  • Leerdoelen par 1.3
  • Maken opgave 11 t/m 14 en bespreken opgave 14 par 1.3 klassikaal (20 minuten)
  • Leerdoelen par 1.4
  • Uitleg par 1.4
  • Zelf aan de slag


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Agenda les
  • Leerdoelen par 1.3
  • Maken opgave 11 t/m 14 en bespreken opgave 14 par 1.3 klassikaal (20 minuten)
  • Leerdoelen par 1.4
  • Uitleg par 1.4
  • Zelf aan de slag


Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen par 1.3
  • Je kent het verschil tussen directe en indirecte ruil. 
  • Je kent drie nadelen van directe ruil 
  • Je kunt de relatie indirecte ruil, arbeidsverdeling en arbeidsproductiviteit in eigen woorden omschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Maken opdrachten par 1.3
  • Maak opgave 11 t/m 14 (blz 23 boek)
  • Hoe: zacht fluisterend overleg tweetal naast elkaar
Klaar: lees alvast paragraaf 1.4
timer
20:00

Slide 3 - Diapositive

14a
  • Welke prijs gaan de fans betalen voor een kaartje?
  • €40,- want dan gaan de volgende groepen naar de voorstelling:
    200 (maximaal € 80)
    + 100 (maximaal € 70)
    + 100 (maximaal € 60)
    + 200 (maximaal € 50)
    + 200 (maximaal € 40) = 800 fans.
    Er zijn namelijk 800 zitplaatsen

Slide 4 - Diapositive

14b
  • Hoeveel fans hebben voordeel bij €40,-?
  • 600 van de 800. Alleen de groep die maximaal € 40 wil betalen, heeft geen voordeel (plus de fans die niet komen, omdat de prijs te hoog ligt).
    maximaal € 80 hebben voordeel €40,-
    maximaal € 70 hebben voordeel € 30,-
    maximaal € 60 hebben voordeel € 20,-
    maximaal € 50 hebben voordeel € 20,-
    maximaal € 40 hebben voordeel € 0,-.

Slide 5 - Diapositive

14c
  • De zanger heeft € 10.000, kosten per voorstelling. Hij krijgt de helft van de opbrengst van de kaartjes. Geef een berekening van het voordeel van de zanger?
  • De theateropbrengst is 800 × € 40 =
    € 32.000. De zanger ontvangt de helft, dus
    € 16.000. Zijn kosten zijn € 10.000.
    Zijn voordeel is dus € 6.000.

Slide 6 - Diapositive

14d
  • Beste helft plaats kost €50,- en slechtere helft plaats kost €40,-. Toch uitverkocht, hoe?
  • Er zijn 200 + 100 + 100 + 200 = 600 fans die € 50 of meer willen betalen, terwijl er 400 plaatsen zijn met deze prijs. Het verschil (200 fans) plus de fans die maximaal € 40 willen betalen, vullen de 400 goedkopere stoelen..

Slide 7 - Diapositive

14e
  • Is het verdelen van de zaal in het voordeel van de zanger?
  • In het voordeel van de zanger. De fans zijn nu opgeteld meer geld kwijt (400 x €50 + 400x €40). De zanger heeft hogere opbrengsten bij dezelfde kosten.

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen par 1.4
  • Je kunt de verschillende waarden van geld in praktijksituaties benoemen.
  • Je kunt uitleggen waardoor een waarde kan dalen of stijgen
  • Je kunt de drie functies van geld onderscheiden
  • Je kunt omschrijven in welke situaties in het betalingsverkeer je chartaal en giraal geld gebruikt.

Slide 9 - Diapositive

Par 1.4: 4 waardes van geld
  1. Nominale waarde; staat op het geld aan gegeven.
  2. Intrinsieke waarde; is de materiaalwaarde van het geld. (Nominale waarde > intrinsieke waarde, waarom?).
  3. Interne waarde; staat voor de hoeveelheid goederen en diensten die je in eigen land met een euro kan kopen.
  4. Externe waarde; staat voor de hoeveelheid buitenlands geld die je met een euro kunt kopen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 1.4 vanaf het begin en maak opgave 2 t/m 8


Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
  • Lees paragraaf 1.4 vanaf het begin en maak opgave 2 t/m 8 


Slide 13 - Diapositive

Agenda les 2
  • Uitleg deel 2 par 1.4
  • Leerdoelen par 1.4
  • Uitleg par 1.4
  • Zelf aan de slag


Slide 14 - Diapositive

3 functies van geld
  1. De ruilfunctie: ruilen van producten tegen geld
  2. De rekenfunctie: via de prijs van een product kun je de waardes van verschillende producten met elkaar vergelijken.
  3. De oppotfunctie: vermogen in geld aanhouden.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Chartaal geld: het tastbare geld. De munten en biljetten.
Giraal geld: onzichtbare geld, geld op je betaalrekening

Slide 17 - Diapositive

Wisselkoersen (1) - dollars
16 mei 2021: 1 euro = 1,2146 dollar
Bereken de wisselkoers van de dollar in euro's op 16 mei 2021. Alleen getal, 4 decimalen.

$1 = 1/1,2146 = €0,8233
Delen door de valuta die je wilt weten.

Slide 18 - Diapositive

Wisselkoersen (2) - zwitserse frank
16 mei 2021: 1 euro = 1,0952 Zwitserse frank
Bereken de wisselkoers van de CHF in euro's op 16 mei 2021. Alleen getal, 4 decimalen.

CHF 1 = 1/1,0952 = €0,9131
Delen door de valuta die je wilt weten.

Slide 19 - Diapositive

Oefenen met wisselkoersen (3)
16 mei 2021: 1 euro = 132,85 Japanse yen.
Bereken de wisselkoers van 10.000 Japanse yen in euro's op 16 mei 2021. 

¥10.000  = 10.000/132,85 = €75,273 

Slide 20 - Diapositive

Par. 1.6 
  1. Een procentuele stijging of daling kunnen berekenen
  2. Het procentuele verschil kunnen berekenen
  3. Een deel van het totaal in percentage kunnen uitdrukken
  4. Een percentage in een getal kunnen uitdrukken
NB formules staan in bron 1 t/m 4 in paragraaf 1.6



Slide 21 - Diapositive

Zelf aan de slag
  • maak opgave 9 t/m 13 paragraaf 1.4
  • Klaar: maak van par 1.6
    -opdracht 1c en d,
    -2b en c,
    -3 a en b,
    -4,a,b en c,
    - 5b en d,
    - 6a, b,c en d


Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
  • maak opgave 9 t/m 13 paragraaf 1.4
  • Klaar: maak van par 1.6
  • -opdracht 1c en d,
  • -2b en c,
  • -3 a en b,
  • -4,a,b en c,
  • - 5b en d,
  • - 6a, b,c en d

Slide 23 - Diapositive