Lesson 5. 24/9

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

What are we going to do today?

- 10 min stillezen 

- Homework check 

- G + listening 18&19 

- Grammar revision 

Prepositions

Voorzetsels van beweging geven aan in welke richting iets of iemand zich beweegt. 

Bijvoorbeeld: 

The bear was running through the forest (door) 

Can you throw that rock across the river? (naar de overkant)

Negative questions: 

Je gebruikt ontkennende vragen vaak om te vragen om bevestiging, maar je kunt ze ook gebruiken om ergernis of ongeloof uit te drukken. 

Wanneer er een vorm van to be (am/are/is/was/were), have/has got of een hulpwerkwoord zoals can in de zin staat zet je deze vooraan in de zin gevolgd door not. 

Isn't it his dream to become a famous actor? 

Haven't you got special plans? 

Negative questions 

In alle andere gevallen maak je ontkennende vragen met don't/doesn't of didn't gevolgd door het hele onderwerp en het hele werkwoord. 

Doesn't Sam know this is a bad idea? 

Didn't you visit the Grand Canyon? 

Geef de preposition aan:
Johnny walked into the bakery.

Geef de preposition aan:
They cycled down the hill.

Choose the preposition:
The aeroplane flew us from Paris to/into New York

Choose the preposition:
She jumped across/off the bridge.

Maak negative question:
Yo can come fishing with me this afternoon.

Maak negative question:
We watched a rodeo in Montana