Verkleinwoorden

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

DOEL



WE WETEN HOE WE EEN VERKLEINWOORD MOETEN MAKEN.

Slide 2 - Diapositive

PROGRAMMA
1 Uitleg verkleinwoorden met opdracht
2 Opdrachten via Lessonup
3 Aan het werk
4 Quiz over meervouden en verkleinwoorden

Slide 3 - Diapositive

VERKLEINWOORD
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.

Je doet dit meestal door -je achter het woord te zetten.

Maar soms verandert er nog iets in het woord. We nemen dat nog eens door aan de hand van een opdracht.

Slide 4 - Diapositive

OPDRACHT 
Per groepje krijg je een wisbordje, een pen en een stift. 

Als je een woord ziet, schrijf je het verkleinwoord op het wisbordje.

Je houdt het bordje omhoog en we bespreken het antwoord.

Slide 5 - Diapositive

HUIS

Een groot huis

Een klein ...

Slide 6 - Diapositive

UITLEG -JE
HUISJE

Vaak maak je een verkleinwoord door -je achter het woord te zetten.

haak - haakje
rups - rupsje

Slide 7 - Diapositive

BEZEM

Een grote bezem

Een klein ...

Slide 8 - Diapositive

UITLEG -PJE
BEZEMPJE

Soms voeg je een andere letter toe en maak je een verkleinwoord door -pje achter het woord te zetten.

film - filmpje
worm - wormpje

Slide 9 - Diapositive

TAFEL

Een grote tafel

Een klein ...

Slide 10 - Diapositive

UITLEG -TJE
TAFELTJE

Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken. In dit geval is dat -tje.


tuin - tuintje

Slide 11 - Diapositive

BAL

Een grote bal

Een klein ...

Slide 12 - Diapositive

UITLEG -ETJE
BALLETJE

Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken. In dit geval is dat -etje.


gum - gummetje

Slide 13 - Diapositive

KETTING

Een grote ketting

Een klein ...

Slide 14 - Diapositive

UITLEG -KJE
KETTINKJE 

Als een woord eindigt op -ng, moet je de -g vervangen door een -k


koning - koninkje 

Slide 15 - Diapositive

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje

Slide 16 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 17 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van beweging?
A
bewegingkje
B
bewegingje
C
bewegingetje
D
beweginkje

Slide 18 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?
A
Armetje
B
Armkje
C
Armje
D
Armpje

Slide 19 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'het verkleinwoord'?
A
de verkleinwoorden
B
het
C
het kleinere woord
D
het verkleinwoordje

Slide 20 - Quiz



Noteer het verkleinwoord:

film

Slide 21 - Question ouverte



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 22 - Question ouverte



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 23 - Question ouverte

Verkleinwoord:

Slide 24 - Question ouverte

Verkleinwoord:

Slide 25 - Question ouverte

Verkleinwoord:

Slide 26 - Question ouverte

Tot de volgende keer!
Werken aan de opdrachten
Ga naar je online boek
Cursus 7 spelling - 5 verkleinwoorden

Slide 27 - Diapositive