Lesson 2: Writing opdr. 20 t/m 27

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Engels Hoofdstuk: 5 FOOD
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Lesdoel (+ minicheck)
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Neem het boek van Engels voor je.
Laat het nog even dicht!

Take your English book, don't open it!

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Zelfstandig leren

- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Bijvoorbeeld: geef antwoord in een zin van minimaal 5 woorden.

Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen. 

Anouk 

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Bas, Niels, Shurvin, Dennis, Zouhir, Ryan, Ihabe, Amber, Shaqell, Jermaine, Noah

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, aan de groepstafel komen zitten. 

Ties, Jara

3. Lesdoel

Aan het einde van de les:

- kun je de zinnen van 5.2 (NE-EN + EN-NE). 

- kun je de grammar: this/that, these/those. 

- kun je de grammar: Plural (meervoud)

Verdiept arrangement

Anouk;

Lees zelfstandig door:

- Blz. 64 t/m 69, 

- Opdr. 20 t/m 27 (-24). 

Minicheck

Quiz mee!

Heb je alle 3 de vragen goed? 

Dan mag je daarna zelfstandig aan de slag. 

Niet alle 3 de vragen goed? 

Niet erg! Doe mee met de instructie. 

Noteer het meervoud van: story

Noteer het meervoud van: scarf

these

this

that

those

Enkelvoud- dichtbij

Enkelvoud- ver weg

Meervoud- dichtbij

Meervoud- ver weg

Verdiept arrangement

Anouk:  Lees blz. 64 t/m 69, maak opdr. 20 t/m 27 (-24). 

3 vragen goed?  Ga zelfstandig aan de slag.

Lees blz. 64 t/m 69, maak opdr. 20 t/m 27 (-24). 

De rest doet mee met de instructie!

4. Instructie; this/that + these/those

aantekening: this/these & that/those

Practice

Enkelvoud of meervoud?

Kies de juiste vorm: this / that / these / those

....... an apple.

1. This is
2. These are

........... grapes

1. This is
2. These are

..... a spoon.

1. That is
2. Those are

....... are carrots.

1. This
2. These

4. Instructie; Plural

Singular = enkelvoud

Plural = meervoud

Regel voor meervoud = woord + s

               1 dog - 3 dogs

    1 dog

   3 dogs

Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y

                            

                     -y verdwijnt en wordt - ies

                 

  1 bunny                            4 bunnies

      woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z

                            

                                     krijgen -es

                 

  1 dress                           4 dresses

Bij woorden die eindigen op een f of fe

                            

                     f/fe verdwijnt en wordt - ves

                 

     1 leaf                           4 leaves

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Les 5.2, 

1. lees blz. 64 t/m 69, 

2. maak opdr. 20 t/m 27 (-24)

Wie heeft nog extra instructie / leeshulp nodig (intensief)?

Ties + Jara, kom aan de instructietafel zitten. 

6. Zelfstandig werken

Je leest + maakt zelfstandig/in tweetallen: les 5.2, blz. 64 t/m 69 

V: opdr. 20 t/m 27 (-24) --> Anouk.

I: opdr. 20 t/m 27 (-24, -25))  --> Ties + Jara (klaar = 5.1 + 5.2 oefenen WRTS)

B: opdr. 20 t/m 27 (-24) --> rest van de klas.

Ben je klaar?

1. Kijk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.

2. Huiswerk ander vak afmaken. 

3. Lezen/tekenen/Smartgame. 

7. Evaluatie

- zelfstandig leren; 

werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Quiz mee voor de afsluiting van de les. 

1. boxes
2. boxxes
3. bosses
4. boxees

1. monky's
2. monkies
3. monkie's
4. monkys

Uniform

1. uniformes
2. uniform's
3. uniforms
4. uniformies

Thief

1. thiefs
2. thiefes
3. thiefies
4. thieves

Look at ... newspaper here.

1. this
2. that
3. these
4. those

... people over there are my parents.

1. This
2. That
3. These
4. Those

... building over there is Tower Bridge

1. This
2. That
3. These
4. Those

Is ... your home over there?

1. this
2. that
3. these
4. those

Afsluiting

- Ruim je Engels boek op. 

Volgende lesuur: ....................