Vergelijkingen

22-6-2022
  • Start
  • De balansmethode
  • Werken aan opdrachten
  • Einde
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

22-6-2022
  • Start
  • De balansmethode
  • Werken aan opdrachten
  • Einde

Slide 1 - Diapositive

Los de som hiernaast op.

Slide 2 - Question ouverte

Hiernaast staat een balans met kazen en gewichten. Je zou hier de vergelijking van kunnen maken: 3k = 36. Leg uit waarom.

Slide 3 - Question ouverte

Hiernaast staat een balans met kazen en gewichten. De verwerkelijking is 3k = 36. Hoeveel weegt 1 kaas?

Slide 4 - Question ouverte

Hiernaast is een balans te zien met kazen en gewichten. Welke vergelijking hoort bij deze balans? g is het gewicht van een kaas
A
3g + 5 = 24
B
9g = 4
C
3g = 20 + 4
D
6g + 3 = 24

Slide 5 - Quiz

Links kun je het gewicht van 3kg weghalen. Hoeveel kilogram moet je rechts weghalen om de balans in evenwicht te houden?

Slide 6 - Question ouverte

Los de vergelijking op. Om dit te doen moet je uitrekenen hoeveel 1 kaas weegt.

Slide 7 - Question ouverte

exit ticket
Na deze les snap ik de leerstof :
0100

Slide 8 - Sondage

23-6-2022
  • Start
  • Links en rechts hetzelfde doen
  • Werken aan opdrachten
  • Einde
Maak opdrachten van 8.1, 8.3 en 8.4.
Van 8.1 maak je: 1, 2, 4, 5, 7, 8 en 9.
Van 8.3 maak je: 23, 25 en 27.
Van 8.4 maak je: 29 t/m 33.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Bij de balans hiernaast hoort de vergelijking
10y + 15 = 7y + 3. Als je aan beide kanten 7y weghaalt, welke vergelijking houd je dan over?

Slide 11 - Question ouverte

Los de vergelijking op:
3y = -12

Slide 12 - Question ouverte

Vergelijking
10y + 15 = g
7y + 3 = g

Slide 13 - Diapositive

11z + 15 = 3z + 55 

Slide 14 - Diapositive

23-6-2022
  • Start
  • Links en rechts hetzelfde doen
  • Werken aan opdrachten
  • Einde
Maak opdrachten van 8.1, 8.3 en 8.4.
Van 8.1 maak je: 1, 2, 4, 5, 7, 8 en 9.
Van 8.3 maak je: 23, 25 en 27.
Van 8.4 maak je: 29, 32 en 33.

Slide 15 - Diapositive