2MH ch5 vocabulaire
1 / 20
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent:
le concours
le concours
A
de les
B
het schoolplein
C
de boodschappen
D
de wedstrijd
Slide 2 - Quiz
Wat betekent:
facile
facile
A
moeilijk
B
vervelend
C
leuk
D
makkelijk
Slide 3 - Quiz
Wat betekent:
difficile
difficile
A
moeilijk
B
goedkoop
C
duur
D
makkelijk
Slide 4 - Quiz
Wat betekent:
l'hiver
l'hiver
A
de zomer
B
de winter
C
de lente
D
de herfst
Slide 5 - Quiz
faire du ski
l'avion
à la montagne
le plâtre
Slide 6 - Question de remorquage
Wat betekent:
froid
froid
Slide 7 - Question ouverte
Wat betekent:
monter
monter
Slide 8 - Question ouverte
Wat betekent:
bon marché
bon marché
Slide 9 - Question ouverte
Wat betekent:
cher
cher
Slide 10 - Question ouverte
Wat betekent:
rester
rester
Slide 11 - Question ouverte
Wat betekent:
la montagne
la montagne
Slide 12 - Question ouverte
Wat betekent:
le nuage
le nuage
Slide 13 - Question ouverte
Wat betekent:
le soleil
le soleil
Slide 14 - Question ouverte
Wat betekent:
l'habitant
l'habitant
Slide 15 - Question ouverte
Wat betekent:
l'été
l'été
Slide 16 - Question ouverte
Wat betekent:
la capitale
la capitale
Slide 17 - Question ouverte
Wat betekent:
partir
partir
Slide 18 - Question ouverte
Wat betekent:
la pluie
la pluie
Slide 19 - Question ouverte
Vertel:
- wat het land is. C'est...
- vertel welke talen ze hier spreken. In..., spreekt men....
- vertel wat het landschap is. Il y a..
- vertel wat de hoofdstad is. La capitale...
Maak hele zinnen!
- wat het land is. C'est...
- vertel welke talen ze hier spreken. In..., spreekt men....
- vertel wat het landschap is. Il y a..
- vertel wat de hoofdstad is. La capitale...
Maak hele zinnen!
