2Htsb - Jeudi le 14 mai
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De présent is de tegenwoordige tijd.
A
Vrai
B
Faux
Slide 2 - Quiz
Vul in: Je ...
A
viens
B
vient
C
venons
D
venez
Slide 3 - Quiz
Vertaal: Zij komen
A
Je viens
B
Elle vient
C
Ils viennent
D
Elles vienent
Slide 4 - Quiz
De imparfait is de toekomende tijd.
A
Vrai
B
Faux
Slide 5 - Quiz
De imparfait maak je door de nous-vorm + uitgang
A
Vrai
B
Faux
Slide 6 - Quiz
Noteer de uitgangen: ais, ..., ..., ..., ..., ...
Slide 7 - Question ouverte
Vul in: nous ... (kwamen)
A
venait
B
venons
C
venions
D
veniez
Slide 8 - Quiz
De passé composé is de voltooide tijd.
A
Vrai
B
Faux
Slide 9 - Quiz
Het hulpwerkwoord bij de p.c. van venir is être
A
Vrai
B
Faux
Slide 10 - Quiz
Vertaal: Hij is gekomen
A
Il est venu
B
Il a venu
C
Il est venue
D
Ils sont venus
Slide 11 - Quiz
Vertaal: U (vrouwelijk) bent gekomen.
A
Vous êtes venu
B
Vous êtes venue
C
Vous êtes venus
D
Vous êtes venues
Slide 12 - Quiz
Vertaal: Zij (vrouwelijk meervoud) zijn gekomen.
