Taalcompleet B1 3.3 en 3.4
1 / 25
La durée de la leçon est: 25 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De docent heeft ..................... een lijst met antwoorden gemaakt.
A
de agenda
B
de rondvraag
C
de notulen
D
vooraf
Slide 2 - Quiz
Bij ............................ krijgt Yousef tijd om iets te bespreken.
A
de rondvraag
B
de notulen
C
vooraf
D
schoonhouden
Slide 3 - Quiz
Ik zoek een huis. Ik word lid van
A
de notulen
B
de woningcorporatie
C
de huur
D
de voorzitter
Slide 4 - Quiz
Hier lees ik wat er vorige vergadering is afgesproken.
Slide 5 - Question ouverte
De buurman helpt iedereen. Hij ....... zich graag ........ voor de buurt.
A
in - zet
B
zet - op
C
zet - in
D
op - zet
Slide 6 - Quiz
Hoeveel blauwe woorden had jij goed?
A
1
B
2
C
3
D
4 of 5
Slide 7 - Quiz
Voorbeeld van globaal lezen:
let alleen op de titel.
goed / fout
let alleen op de titel.
goed / fout
Slide 8 - Question ouverte
Let niet op de tussenkopjes.
goed / fout
goed / fout
Slide 9 - Question ouverte
Lees de 1e en de laatste zin van de tekst. Vaak staat daar belangrijke informatie.
goed / fout
goed / fout
Slide 10 - Question ouverte
Lees bij een lange tekst alleen de tweede alinea.
goed / fout
goed / fout
Slide 11 - Question ouverte
Ik heb ........ tips over globaal lezen goed
A
0
B
1
C
2 of meer
Slide 12 - Quiz
Rashid is heel netjes. Hij kan zijn kamer goed .......... ...............
Slide 13 - Question ouverte
Winston wil niet te lang praten. Hij houdt het ..............
Slide 14 - Question ouverte
Wil je dit aan niemand vertellen? Kun je dit ..........houden?
A
geheim
B
buiten
C
kort
D
binnen
Slide 15 - Quiz
Het is niet koud in de klas maar Majd wil zijn jas ........... houden.
A
aan
B
kort
C
lang
D
droog
Slide 16 - Quiz
Ablel houdt de deur ..........
A
warm
B
open
C
geheim
D
kort
Slide 17 - Quiz
Het werkwoord "houden"
Hoeveel goed?
Hoeveel goed?
A
1
B
2
C
3
D
4 of 5
Slide 18 - Quiz
Bij welk werkwoord hoort:
de behandeling
de behandeling
Slide 19 - Question ouverte
Bij welk werkwoord hoort:
de schoonmaak
de schoonmaak
Slide 20 - Question ouverte
Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
inbreken
inbreken
Slide 21 - Question ouverte
Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
vergaderen
vergaderen
Slide 22 - Question ouverte
Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
spelen
spelen
A
gespeeld
B
het speel
C
het spel
D
spelt
Slide 23 - Quiz
Werkwoord en zelfstandig naamwoord koppelen.
Hoeveel heb jij er goed?
Hoeveel heb jij er goed?
A
1
B
2
C
3
D
4 of 5
Slide 24 - Quiz
Hoe heb je vandaag gewerkt ?
