M2 Voorzetsels + PVNW van de 3e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen 

in der Deutsch-Stunde! 

Was macht ihr Heute?

- Wiederholen / herhalen:

              1e + 4e naamval

- Erklären / uitleggen:

              3e naamval 

- Zusammen / samen:

              Übung 7A und 7B

- Hausaufgaben

              Übung 1, 2, 3, 4

              Lernen / leren: Wörterliste A

Lernziele

Am Ende dieser Stunde: 

- Weet je waarom de naamvallen in het Duits         zo belangrijk zijn.

- Is je kennis van de 1e en 4e naamval          

   opgefrist.

- Weet je welke voorzetsels en persoonlijke     

   voornaamwoorden bij de 3e naamval horen. 

- Weet je wat voor huiswerk je hebt voor de 

   volgende les.

Let op! 

Werkboek + pen liggen klaar.

Weet jij wat er bedoeld wordt met

 miscommunicatie?

Waarom zijn de naamvallen

in het Duits zo belangrijk?

Waarom zijn de naamvallen in het Duits zo belangrijk?

 

Ze zorgen ervoor dat we elkaar goed kunnen begrijpen 

(net als in het Nederlands)

Wat klopt er niet aan deze zinnen?

Mij fiets op straat.

Hem gaat met de trein.

Mij roep jij.

Ons gaan hij kietelen.

 

Wiederholung / herhaling

1e naamval = het onderwerp in een zin!

Hoe vind je het ow in een zin?

Nächste Woche werde ich ausschlafen.

Noem de persoonlijke voornaamwoorden (ich, du, etc).

Wiederholung / herhaling

Persoonlijk voornaamwoord en voorzetsel in de 4e naamval.

Wat is een voorzetsel?

Welke voorzetsels horen bij de 4e naamval?

Noem de persoonlijke voornaamwoorden van de 4e naamval.

Wiederholung / herhaling

Geen voorzetsel?

Dan ga je ontleden.

4e naamval = het lijdend voorwerp in een zin!

Hoe vind je het lv in een zin?

Besuchst du sie in den Ferien?

Erklären / uitleggen 3e naamval 

(Seite 88 in deinem Buch).

Welke voorzetsels horen bij de 3e naamval?

Noem de persoonlijke voornaamwoorden van de 3e naamval.

Zusammen / samen: Übung 7A und 7B 

(Seite 89 in deinem Buch).

ALLE antwoorden schrijf jij op in jouw werkboek!

1. Oefening A Unterstreiche die Präpositionen der 3en Fall.
   
2. Oefening B Ergänze dann das Personalpronomen in der richtigen Form.

Hausaufgaben

Übung: 1, 2, 3, 4, (Seite 84 und 85 in deinem Buch).

Lernen / leren: Wörterliste A (Seite 110 in deinem Buch).

Maak deze opdrachten in je online werkboek.