Tandwielen

Kerndoel 42
De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en 
natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
TechniekBasisschoolGroep 4,5

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kerndoel 42
De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en 
natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.

Slide 1 - Diapositive

Kerndoel 44
De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving
relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.

Slide 2 - Diapositive

Kerndoel 45
De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

Slide 3 - Diapositive

Welkom in de les
- Open op je iPad de lessonup app 
- Log in met de code.

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn dit?

Slide 5 - Carte mentale

Dit ga je leren vandaag:
  • Je leert wat een tandwiel is.
  • Je leert hoe een tandwiel werkt.
  • Je leert waarvoor je een tandwiel gebruikt. 

Slide 6 - Diapositive

Tandwiel
Tandwielen worden vaak gebruikt. 
Ook door jou! 
Als je fietst bijvoorbeeld. 
Kijk maar eens waar je trappers aan vast zitten. 
Juist... aan een tandwiel!

Slide 7 - Diapositive

Tandwielen
Een tandwiel noemen we een tandwiel, omdat het een soort wieltje is dat kan draaien en waar uitsteeksels aan zitten, die we tanden noemen. 
Een tandwiel is dus een wiel met tanden!


Slide 8 - Diapositive

Tandwielen
Wanneer je fietst, trap je de trappers van je fiets rond.
Door deze draaiende beweging gaat het tandwiel ook draaien. Maar dit is niet het enige tandwiel van je fiets.



Slide 9 - Diapositive

Tandwielen
Aan het achterwiel zit er nog één. 
De ketting tussen deze twee tandwielen draait met het eerste tandwiel mee, doordat de tanden van het tandwiel in de ketting haken.


Slide 10 - Diapositive

Tandwielen
Doordat de ketting beweegt, gaat het achterste tandwiel ook draaien. 
Dit tandwiel zorgt ervoor dat je achterwiel gaat draaien. 
Zo kom je vooruit! 
De ketting zorgt er dus voor dat de beweging van de ene plek, naar de andere plek verplaatst wordt.

Slide 11 - Diapositive

1. De trappers zitten vast aan een tandwiel. 
2. De tanden van het tandwiel grijpen in de gaatjes van de ketting. 
5. Als de ketting draait, gaat ook het achterwiel draaien.
En draait je achterwiel, dan draait je voorwiel vanzelf mee.
Je fietst!
4. Ook in je achterwiel zit een tandwiel.
Dit tandwiel grijpt ook in de gaatjes van de ketting. 
3. Draai je de trappers rond? 
Dan draaien ook het tandwiel en de ketting. 

Slide 12 - Diapositive

Filmpje (1.35 min)
Een tandwiel brengt beweging over. 
Myléne laat zien welke tandwielen er op een fiets zitten en hoe ze gebruikt worden.


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Waarom kan Lotte niet fietsen?

Slide 15 - Question ouverte

Waarom kan Lotte niet fietsen?
Lotte kan niet fietsen omdat haar ketting van de tandwielen af is. 

Slide 16 - Diapositive

In elkaar grijpen
Je kunt dingen laten bewegen met tandwielen.
Ook een ander tandwiel.
Twee tandwielen kunnen in elkaar grijpen.
Als de tandwielen even groot zijn, draaien ze even snel

Slide 17 - Diapositive

Grote en kleine tandwielen
Wanneer tandwielen niet even groot zijn, dan draait het kleine tandwiel sneller rond dan het grote.
Dit komt omdat een kleiner tandwiel minder tanden heeft.
Je kunt dingen sneller of minder snel laten ronddraaien door grotere en kleinere tandwielen te gebruiken.
Zoals de wijzers van de klok. 

Slide 18 - Diapositive

Grijpen twee tandwielen in elkaar, dan draaien ze ieder een andere richting op.
Tandwiel 1 draait sneller dan tandwiel 2. 

Slide 19 - Diapositive

Tandwielen die even groot zijn, draaien even snel.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Een kleiner tandwiel draait langzamer rond dan een groter tandwiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Voorbeelden
Tandwielen worden vaker gebruikt dan je misschien denkt. 

Een paar voorbeelden:


Slide 22 - Diapositive

Voorbeelden
In een klok
Grote en kleine tandwielen laten de grote en kleine wijzer draaien.
Allebei met een andere snelheid.

Slide 23 - Diapositive

Voorbeelden
In een molen
De wieken van de molen laten verschillende tandwielen draaien.
Hierdoor gaan machines in de molen bewegen.

Slide 24 - Diapositive

Voorbeelden
In een fietsbel
De tandwieltjes in de fietsbel zorgen ervoor dat het belletje gaat rinkelen.



Slide 25 - Diapositive

Er zijn nog veel meer voorbeelden!
Weet je zelf nog een voorbeeld waar tandwielen voor gebruikt worden?

Slide 26 - Carte mentale

Filmpje (1.28 min)
Tandwielen brengen beweging over. 
Maar ze kunnen ook de snelheid van een beweging veranderen. Wat kun je met tandwielen nog meer?


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Filmpje (1.35 min)
Als je de heuvel opfietst zet je je fiets in een lagere versnelling. Dat trapt minder zwaar. Dat heeft te maken met de grootte van de tandwielen waar de fietsketting omheen ligt.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Filmpje (1.25 min)
Als de ketting van je fiets eraf ligt kun je niet fietsen. 
Dan ga je naar de fietsenmaker. 
Hij legt de ketting er weer op. 
De fietsenmaker in het filmpje vertelt hoe de ketting op een tandwiel werkt.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Afsluiting van de les
We sluiten de les af door een aantal vragen over de onderwerpen die we de afgelopen weken hebben gehad: 
hefboom, katrol en tandwiel. 

hefboom
katrol
tandwiel

Slide 33 - Diapositive

Waar hoort het bij?

tanden
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 34 - Quiz

Waar hoort het bij?

arm
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 35 - Quiz

Waar hoort het bij?

touw
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 36 - Quiz

Waar hoort het bij?

takel
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 37 - Quiz

Waar hoort het bij?

draaipunt
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 38 - Quiz

Waar hoort het bij?

ketting
A
hefboom
B
katrol
C
tandwiel

Slide 39 - Quiz

Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat: 
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 40 - Diapositive