klas 2 H21 debatteren

klas 2 - 11 maart
  • Lezen
  • huiswerk nakijken : H21 opdracht 1 t/m 5 en 8 t/m 12
  • bespreken:  de woordsoorten en zinsdelen die je nog lastig vindt.
  • Aan de slag: oefenbladen en s.o afspreken dinsdag 25 maart

Na de les kan ik de volgende zinsdelen en woordsoorten benoemen:
naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde, telwoorden, wederkerende/wederkerige voornaamwoorden, onbepaalde voornaamwoorden.
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

klas 2 - 11 maart
  • Lezen
  • huiswerk nakijken : H21 opdracht 1 t/m 5 en 8 t/m 12
  • bespreken:  de woordsoorten en zinsdelen die je nog lastig vindt.
  • Aan de slag: oefenbladen en s.o afspreken dinsdag 25 maart

Na de les kan ik de volgende zinsdelen en woordsoorten benoemen:
naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde, telwoorden, wederkerende/wederkerige voornaamwoorden, onbepaalde voornaamwoorden.

Slide 1 - Diapositive

huiswerk
Dinsdag 11 maart: H21 opdracht 1 t/m 5 en 8 t/m 12
Noteer de woordsoorten en zinsdelen die je nog lastig vindt.

Slide 2 - Diapositive

Even herhalen
Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde.
Maak een zin met een werkwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Diapositive

Even herhalen
Maak een zin met:
  • een persoonlijk voornaamwoord
  • een bezittelijk voornaamwoord
  • een vragend voornaamwoord

Slide 4 - Diapositive

voornaamwoorden
Wederkerend voornaamwoord (wed. vnw):
verwijst naar het onderwerp van de zin: 
dit keert weder = dit komt terug.
Ik was me goed.
De rups rolt zich helemaal op.
Hij stelt zich heel erg aan.

Slide 5 - Diapositive

voornaamwoorden
wederkerig voornaamwoord: geeft aan dat twee personen een 'wederzijdse' handeling verrichten.

elkaar- mekander - elkander - mekaar
Zijn zoenen elkaar innig.
We houden elkaar stevig vast.

Slide 6 - Diapositive

voornaamwoorden
vragend voornaamwoord:
deze woordsoort vervangt een persoon of een ding en staat vaak vooraan in een vraagzin.
wie- wat- welke - wat voor een
Wie wil er weer naar school?
Welke broek vind jij het leukst?
Wat voor een telefoon heb jij gekocht?

Slide 7 - Diapositive

voornaamwoorden
onbepaald voornaamwoord: verwijst niet naar specifieke personen of zaken, maar is algemeen.
iemand - niemand - iets - niets- wat - ieder(een) - alle(s) - andere (n) - elk - sommige - verschillende - men - je - het
Gelukkig is er niemand door het ijs gezakt.
Heb je nog iets gekocht vanmiddag?
Ik doe alles om op tijd te komen.


Slide 8 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer met de telwoorden?

Slide 9 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer met de telwoorden?
hoofdtelwoord
rangtelwoord
bepaald
onbepaald

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

debatteren
Even herhalen: hoe verliep het laatste debat?
stelling - argumenten voor en tegen - jury
Oefenen met het AUB - model

Slide 14 - Diapositive

AUB -model - werkblad
Argument
Uitleg 
Bijvoorbeeld

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Wat zijn de verschillen? 

Slide 18 - Diapositive

Hoe gaan we het doen in de klas?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Voor- tegen - jury

Slide 24 - Diapositive

Dierentuinen moeten worden verboden
Bedenk argumenten volgens het AUB- model.

Slide 25 - Diapositive

Dierentuinen moeten worden verboden
timer
6:00

Slide 26 - Diapositive

Je moet zelf kunnen bepalen wanneer je tijdens het schooljaar op vakantie gaat.
Bedenk argumenten volgens het aub-model

Slide 27 - Diapositive

Je moet zelf kunnen bepalen wanneer je tijdens het schooljaar op vakantie gaat.
timer
6:00

Slide 28 - Diapositive

Debatteren
Terugkijken:
Hoe gingen de debatten?
Wat ging goed?
Wat zijn de aandachtspunten?

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
ik denk dat je je vergist met die voorbarige conclusie
A
1e 'je' - wederkerend
B
2e 'je' - wederkerend
C
1e 'je' - wederkerig
D
2e 'je' - wederkerig

Slide 35 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
We zijn op de wereld om elkaar te helpen
A
we - wederkerend
B
elkaar - wederkerend
C
we - wederkerig
D
elkaar - wederkerig

Slide 36 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Zij verheugt zich op haar komst
A
Zij - wederkerend
B
zich - wederkerend
C
Zij - wederkerig
D
zich - wederkerig

Slide 37 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Geef mekaar een hug.
A
Mekaar - wederkerend
B
mekaar - wederkerig

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

welk telwoord is het?

eerste
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 44 - Quiz

welk telwoord is het?

zevende
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 45 - Quiz

welk telwoord is het?

laatste
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 46 - Quiz

Tweeduizend jaar geleden
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 47 - Quiz

welk telwoord?
verscheidene keren
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 48 - Quiz

welk telwoord?
beide fans
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 49 - Quiz

welk telwoord?
meerdere prijzen
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 50 - Quiz

Een telwoord kan een zelfstandig naamwoord woorden. Geef een voorbeeld in een zin.

Slide 51 - Question ouverte