Week 42 H2 Herhaling ser en halloween

Semana 42
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Semana 42

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a aprender hoy?
  • Straks ken je nieuwe woordjes
  • Straks ken je de vervoeging van het werkwoord ser (zijn).
  • Je leert enkele Spaanse woorden voor Halloween

Slide 2 - Diapositive

El programa de hoy
  • Bienvenido (5 min)
  • Quizlet - 15 min
  • El verbo ser (herhaling)  (20 min)
  • Halloween (15 min)
  • Blooket (15 min)

Slide 3 - Diapositive

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Hoy es ___________, _____________de __________________

Slide 4 - Diapositive

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
Link staat onder huiswerk in magister

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Pronombres personales
In het Spaans zijn persoonlijke voornaamwoorden niet verplicht voor een persoonsvorm (vb. ik ben/jij gaat).
Hoe komt dat, denk je?

Slide 6 - Diapositive

El verbo SER (zijn*)
¿Recuerdas?
(weet je nog?)



*Ser de = kom uit

Slide 7 - Diapositive

Reminder
SER

Yo ...

Yo .... Fernando.

Slide 8 - Diapositive

Reminder
SER

Yo soy

Yo soy Fernando.
*Yo soy de España = Ik kom uit Spanje

Slide 9 - Diapositive

Reminder
SER

....

Tú .... José

Slide 10 - Diapositive

Reminder
SER

eres

eres José
*Tú eres de España = Je komt uit Spanje

Slide 11 - Diapositive

él/ ella/ Ud/ (het is)
es

Juan es alto
El libro es azul

Slide 12 - Diapositive

Ser
Formas plurales

nosotros, nosotras (wij) somos
vosotros, vosotras (jullie) sois
ellos, ellas, ustedes (zij) son


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 15 - Diapositive

Wat betekent het werkwoord SER?
A
heten
B
zijn
C
gaan
D
noemen

Slide 16 - Quiz

Nosotrossomos
Yo soy 
Ellos/ellas son 
tú eres 
él/ella es
Vosotros sois 
Wij zijn 
jij bent
ik ben
Hij/zij is 
Zij zijn 
Jullie zijn 

Slide 17 - Question de remorquage

Ellas _________ (ser) de Barcelona.
A
ser
B
sois
C
son
D
es

Slide 18 - Quiz

Ellos (ser) ______ de Amsterdam.
A
eres
B
sois
C
se
D
son

Slide 19 - Quiz

Verbo SER:
Yo _______ de España
A
eres
B
sois
C
soy
D
es

Slide 20 - Quiz

Yo ________ (ser) de Holanda.
A
eres
B
es
C
ser
D
soy

Slide 21 - Quiz

Paco ______ es mi mejor amigo.
A
eres
B
es
C
soy
D
somos

Slide 22 - Quiz

Paco _____ camarero.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois

Slide 23 - Quiz

¿Vosotros ______ españoles?
A
sois
B
somos

Slide 24 - Quiz

Nosotros ___________ amigos.
A
soy
B
sois
C
son
D
somos

Slide 25 - Quiz

¿Vosotras_____holandesas?
A
Soy
B
Somos
C
Son
D
Sois

Slide 26 - Quiz

¿De dónde ________ (tú)?
A
sois
B
somos
C
eres
D
soy

Slide 27 - Quiz


Mi vecino _____________ estudiante.
A
eres
B
es
C
somos
D
son

Slide 28 - Quiz

Gabriela y su familia _________ mexicanos.
A
son
B
sois
C
soy
D
eres

Slide 29 - Quiz

¿Vosotras _________ profesoras?
A
son
B
somos
C
sois
D
es

Slide 30 - Quiz

¿(tú) _________ japonesa?
A
soy
B
eres
C
somos
D
sois

Slide 31 - Quiz

Halloween
Oefen zo meteen met de volgende linkje. Onderaan vind je de opdrachten.

Opdracht 8 (dictee) en opdracht 14 (kahoot) 
doen we samen aan het eind. 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Blooket

Slide 34 - Diapositive

Reflectie
1. Hoe heb je gewerkt?
2. Typ 3 dingen die je opgepikt/geleerd hebt
3. Typ 1 ding waar je jezelf nog in kan verbeteren

Slide 35 - Question ouverte

FIN DE CLASE

Slide 36 - Diapositive