Woche 9 les 1 herhaling ww

lich Willkommen!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

lich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Beginopdracht 
  • Korte herhaling
  • Uitleg vervoegen regelmatige ww
  • Oefening LessonUp
  • Blik vooruit  

Slide 2 - Diapositive

Beginopdracht


Bespreek met je buurvrouw/buurman in het Duits:
- Was hast du gestern zu Abend gegessen? (Ich habe ... gegessen)
- Was hast du in den Ferien gemacht? (Ich habe ... gemacht)
- Was ist dein Lieblings-Frühstück? (Mein Lieblings-Frühstück ist...)
Kijk nog eens bij de woordenschat van Lektion 1. 
Noteer de drie zinnen in je schrift. 
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Kies één zin en vul deze in!

Slide 4 - Carte mentale

Am Ende der Stunde:
Weet je wat regelmatige werkwoorden zijn en kun je ze vervoegen. 
Ook weet je de twee uitzonderingen en hoe je een voltooid deelwoord maakt. 

Slide 5 - Diapositive

Weißt du noch?

Slide 6 - Diapositive

Wat is de stam van een werkwoord (in het Duits)?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en

Slide 7 - Quiz

Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld: 
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis 

Slide 8 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 9 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: kaufen, stam: kauf
ich kauf e
du kauf st
er/sie es kauf t
wir kauf en
ihr kauf t
sie kauf en
Sie kauf en


Slide 10 - Diapositive

du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst

Slide 11 - Quiz

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 12 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 13 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.
A
kommen
B
kommt
C
bekommst
D
komme

Slide 14 - Quiz

Uitzondering 1 

Slide 15 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden: uitgangen met 
- d  of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten


Slide 16 - Diapositive

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Er(retten) das Kind
A
rette
B
rettet
C
rette
D
retten

Slide 17 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Das Flugzeug(landen) zu spät
A
land
B
landt
C
landen
D
landet

Slide 18 - Quiz

Uitzondering 2

Slide 19 - Diapositive

 Uitgangen op een s-klank (s, ß, x, z) geen st bij du, maar t
werkwoord: heißen, stam:heiß
ich heiß e
du heiß t
er/sie es heiß t
wir heiß en
ihr heiß t
sie heiß en
Sie heiß en


Slide 20 - Diapositive

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
(reisen) ....... du allein?
A
reisen
B
reißt
C
reisst
D
reist

Slide 21 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst

Slide 22 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (trinken) ein Wasser, das mir schmeckt
A
trinkst
B
trinkt
C
trinke
D
trinken

Slide 23 - Quiz

Regelmatige werkwoorden: voltooid deelwoord
ge + stam + t                                   wohnen 

                                                       stam = wohn

                                                   wohnen - gewohnt
Uitzondering: - ieren
trainiert
Uitzondering: ww met d/t in de stam --> geantwortet / gearbeitet 

Slide 24 - Diapositive

Maak het voltooid deelwoord van spielen
A
spielte
B
gespielt
C
gespield
D
spielten

Slide 25 - Quiz

reden
A
geredt
B
geredet

Slide 26 - Quiz

Nächste Stunde 
Wir arbeiten im Buch
Letzte Aufgaben von Lektion 1 (Aussprache) 

Bücher mitbringen bitte 

Slide 27 - Diapositive