Kwadratisch en periodiek verband

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Telefoontas

Je stopt de telefoon met de camera 

naar beneden en op stil in de tas.

Toetsweek (13 tot 17 nov)

H4: paragraaf 4.1 4.3 en 4.4 (vandaag én maandag)
H7: Theorie 7A t/m 7I, 7K, 7L, 7U en 7V

(vooral lineair en kwadratisch verband)

Planning

Vandaag
Paragraaf 4.3 
Paragraaf 4.4

Dinsdag
DEEL 2 MEE!
Kwadratisch en periodiek verband
Examenopdracht

Kwadratisch verband

a: reken mee. Op de plek van a vul je 15 in
- 0,035 x 15 ^ 2 + 0,6 x 15 + 2 

b: ongeveer (dit betekent dat je mag schatten). 4,6 m
c: aflezen. 4,5 m (hoogte, op de verticale as)
d. aflezen. 20 m (afstand, op de horizontale as)

Je gaat nu oefenen met het tekenen van deze verbanden. 

Een kwadratisch  verband

Een formule met een kwadraat erin

hoogte=−20t​2​​+400t+4000

t invullen

tabel maken

Let op!

Staat er ergens een - bij de formule?

Als je een negatief getal invult, dan moet deze ( ).

Een parabool

• is symmetrisch verticaal door de top
• is een bergparabool of een dalparabool

kwadratische verbanden

Theorie T t/m V

Periodieke grafiek

Periodiek verband

Onderdelen van de grafiek.

Terugkerend patroon

• Periode
• Max
• Min

Wat is de periode?

Hoe herken je een periodiek verband?

De grafiek van een periodiek verband kun verdelen in stukjes die zich steeds herhalen.

-Wat is 1 periode?
-Wat is het maximum? Wat is het minimum

Evenwichtsstand en amplitude

de evenwichtsstand 
De lijn die de grafiek verticaal precies 

in tweeën deelt.

Amplitude:
(maximum - minimum ) :  2

Amplitude

Wanneer je de evenwichtsstand hebt berekend kun je vervolgens de amplitude berekenen.
De amplitude is de afstand van de evenwichtsstand tot het hoogste of laagste punt in de grafiek.

amplitude = 3

Periodiek verband:

Een periodieke grafiek herhaalt zich steeds.

Periodieke grafiek

Periodieke Grafieken

Periodieke verbanden

Bij een periodiek verband 

herhaalt de grafiek zich steeds

Er is een periodiek verband 

tussen tijd en hoogte.

een periodieke grafiek heeft een maximum en een minimum.

Oefenen

Opdracht 

63 t/m 67

70 t/m 78

93 t/m 109

130 t/m 133

Klaar? Je kunt aan de slag met paragraaf 7.3