Inversie

Inversie in hoofdzinnen
grammatica
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
HandelMBOMiddelbare schoolStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Inversie in hoofdzinnen
grammatica

Slide 1 - Diapositive

Inversie???
Inversie is het omdraaien van de gewone volgorde van een zin:
Bij inversie wisselen het onderwerp en het werkwoord van plaats. In de volgende zin is 'ik' het onderwerp en 'ga' het werkwoord.

Gewone zin: Ik ga naar school.
Inversie: Morgen ga ik naar school.
Begrijp je het? Juf M. legt het nog een keer uit. >>>>>

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Inversie mag dus alleen als..
- Een zin vragend is en het antwoord ja of nee kan zijn.> 
Lezen wij elke dag een boek in de klas? >>>>>>> Ja/nee

- Een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > 
In de klas lezen wij elke dag een boek.

- Er een stukje zin voor de zin staat >  
Omdat lezen belangrijk is, lezen wij iedere dag een boek in de klas.

Slide 4 - Diapositive

Woordvolgorde in een gewone zin
Wij
lezen
iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
in de klas.
waar?

Wij
lezen
soms
snel
in de klas.

Slide 5 - Diapositive

Woordvolgorde in een ja/nee vraag








Ja, wij lezen iedere dag een boek in de klas.
wij
Lezen
iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
waar?
in de klas?

Slide 6 - Diapositive

Woordvolgorde in een zin met inversie
wij
lezen
In de klas
een boek.
waar?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
wanneer?
iedere dag
Waar
een boek?
iedere dag
wij
lezen

Slide 7 - Diapositive

Woordvolgorde in een zin met inversie
wij
lezen
Iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
waar?
in de klas.
Wanneer
lezen
wij
snel
in de klas?

Slide 8 - Diapositive

Morgen gaat hij naar Amsterdam.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 9 - Quiz

Ik vind sporten heel erg leuk.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 10 - Quiz

Hij gaat daar naar school.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 11 - Quiz

Gaat hij elke dag naar school?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 12 - Quiz

Kookt hij samen met zijn vriend?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 13 - Quiz

Ik denk het niet.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 14 - Quiz

Zij heeft op school Nederlands geleerd.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 15 - Quiz

Waarom snoept hij zo veel?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 16 - Quiz

Volgende week gaan we naar de speeltuin.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 17 - Quiz

Op school is hij altijd heel rustig.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 18 - Quiz

Wat nu?
Nu gaan jullie zelf zinnen maken. Probeer het eerst zelf. Als je het niet weet mag je altijd om hulp vragen. Let goed op hoofdletters en ?.! dat kan helpen. 




Slide 19 - Diapositive

Denk aan:

Slide 20 - Diapositive

1
2
3
4
lees
dit boek
in de klas.
Ik

Slide 21 - Question de remorquage

1
2
3
4
moeten
we
naar de dokter.
Morgen

Slide 22 - Question de remorquage

1
2
3
4
ga
jij
naar de super-markt?
Wanneer

Slide 23 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
heb
jij
gisteren
Waar
de boeken neergelegd?

Slide 24 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
ga
jij
in de vakantie
Hoe
naar Duitsland?

Slide 25 - Question de remorquage

1
2
3
4
ben
vandaag
ziek.
Ik 

Slide 26 - Question de remorquage

1
2
3
4
ben
jij
thuis?
Hoe laat

Slide 27 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
gaan
morgen
nieuwe schoenen kopen
Wij
bij de schoenen-winkel.

Slide 28 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
koopt
vandaag
heel veel koeiën
De boer
op de markt.

Slide 29 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
gaan
morgen
met de fiets
De meisjes
naar het strand.

Slide 30 - Question de remorquage

Vind je deze les moeilijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage