sport

sport
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
LevVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

sport

Slide 1 - Diapositive

sport

Slide 2 - Carte mentale

welke woorden komen zeker terug in een goede omschrijving van sport
A
lichamelijke vaardigheden geestelijke vaardigheden regels wedstrijden
B
wedstrijd supporters vaardigheden trainen
C
lichamelijke vaardigheden wedstrijdvorm regels organisatie
D
jong geleerd is oud gedaan oefenen trainen winnen

Slide 3 - Quiz

Is dit een sport?

Slide 4 - Diapositive


A
ja
B
nee
C
ligt eraan
D
geen idee

Slide 5 - Quiz

Een voorbeeld van een resultaatsport is
A
turnen
B
tennis
C
basketballen
D
dressuur

Slide 6 - Quiz

Een voorbeeld van een vormsport is
A
turnen
B
tennis
C
basketballen
D
dressuur

Slide 7 - Quiz

Bij actieve sportbeoefening
A
train je zelf een team
B
doe je zelf aan een sport
C
organiseer je de uitwedstrijden van je club
D
volg je je club bij alle wedstrijden

Slide 8 - Quiz

Bij passieve sportbeoefening
A
sta je niet iedere week op het veld bij wedstrijden
B
doe je alleen de trainingen mee
C
kijk je naar de wedstrijden op het veld of op tv
D
zit je als reservespeler op de reservebank

Slide 9 - Quiz

topsport =
A
je scoort de hoogste punten
B
je speelt op het hoogste niveau
C
je verdient er meestal je geld mee
D
je bent er vaak de hele week mee bezig

Slide 10 - Quiz

amateursport
A
levert geen inkomen op
B
je doet alsof

Slide 11 - Quiz

Wat betekent Fair Play?

Slide 12 - Question ouverte

De twee doelen die sporters kunnen hebben om doping te gebruiken zijn:

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf 3 argumenten op om dopinggebruik toe te staan in de sport

Slide 14 - Question ouverte

Welk argument is tegen dopinggebruik in de sport?
A
Je kunt het toch niet tegen houden.
B
Er zijn steeds betere middelen om te gebruiken.
C
Het is slecht voor je gezondheid.
D
Het is slecht voor het nageslacht.

Slide 15 - Quiz

De eerste Olympische Spelen werden gehouden in
A
929 voor Christus
B
776 voor Christus
C
393 na Christus
D
776 na Christus

Slide 16 - Quiz

Wanneer verbood De christelijke keizer Theodosius de Spelen?
A
776 voor Christus
B
393 na Christus
C
776 na Christus
D
1896 na Christus

Slide 17 - Quiz

De Olympische Spelen werden opnieuw ingevoerd in 1896.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 18 - Quiz

De nieuwe Olympische Spelen werden ingevoerd door keizer Theodosius.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 19 - Quiz

Wat is geen Olympisch symbool of ritueel?
A
openingsceremonie
B
fakkelloop
C
vuur
D
doping

Slide 20 - Quiz

De ringen op de Olympische vlag verwijzen naar de verbondenheid van vijf landen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 21 - Quiz

Onder de ringen van de Olympische Spelen staat het motto van de Spelen; citius, altius, fortius.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quiz

Politiek en commercie hebben niets te maken met de Olympische Spelen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 23 - Quiz