week 21 les 1

Bonjour!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Les devoirs
lundi le 22 mai

Iedereen heeft het HW af t/m Bloc D!
Apprendre (leren): SO voorbereiden! voc A+B, zinnen C en Grammatica Bloc D (werkwoord zijn = être) + dagen van de week en klokkijken


in de les: mondeling opstarten









Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen (les buts)
SO stof overhoren:
Je kunt de woorden en zinnen vertalen uit vocabulaire A+B (N/F-F/N)
Je kunt de kloktijden in het Frans herkennen en toepassen
Je kunt de dagen van de week vertalen en koppelen
Je kunt het werkwoord "être = zijn" vertalen en toepassen 



*extra tijd: quizziz/ blooket
* mondeling opstarten


Slide 4 - Diapositive

SO stof CH3 ABCD 

Slide 5 - Diapositive

les maths
A
Frans
B
Engels
C
Nederlands
D
Wiskunde

Slide 6 - Quiz

le dessin
A
tekenen
B
geschiedenis
C
aardrijkskunde
D
gym

Slide 7 - Quiz

le contrôle
A
de school
B
de toets

Slide 8 - Quiz

commencer
A
kijken
B
luisteren
C
beginnen
D
lachen

Slide 9 - Quiz

Tu as quelles matières, le mardi?

Slide 10 - Carte mentale

Le mardi, j'ai la gym et l'histoire

Slide 11 - Carte mentale

Tu es en quelle classe?
A
In welke klas zit jij?
B
In welke klas zit hij?
C
In welke klas zit zij?
D
In welke klas zitten zij?

Slide 12 - Quiz

Ik zit in de 1e klas
A
Je suis en première
B
Je suis en cinquième
C
Je suis en classe 1B
D
Je suis à cinquième

Slide 13 - Quiz

vrijdag
A
mardi
B
jeudi
C
lundi
D
vendredi

Slide 14 - Quiz

dimanche
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
zondag

Slide 15 - Quiz

woensdag =

Slide 16 - Question ouverte

Welke dag ontbreekt er?
mercredi - ... - vendredi
A
jeudi
B
lundi
C
mardi
D
samedi

Slide 17 - Quiz

Sleep de Nederlandse dagen naar de juiste Franse dagen:
lundi
mardi
mercredi
jeudi
vendredi
samedi
dimanche
dinsdag
maandag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 18 - Question de remorquage

Werkwoord être (zijn)
tegenwoordige tijd

Slide 19 - Diapositive

Être = zijn
je suis = ik ben
tu es = jij bent
il est = hij is
elle est = zij is
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn, u bent
ils/elles sont = zij zijn

Slide 20 - Diapositive

suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Il/ Elle
Nous
Vous
Ils/ elles

Slide 21 - Question de remorquage

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. u  bent - jullie zijn
B. zij zijn
C.  ik  ben
D.  hij - zij is
E.  jij bent
F. wij zijn
1.  vous êtes
2.  je suis
3.  ils - elles sont
4.  tu es
5.  il - elle est
6. nous sommes

Slide 22 - Question de remorquage

Elle ... une fille.
(Zij is een meisje.)
A
es
B
est
C
suis
D
êtes

Slide 23 - Quiz

Je ... Dani
(Ik ben Dani.)
A
sommes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 24 - Quiz

Nous ... au collège =
(Wij zijn op school)
A
sont
B
êtes
C
es
D
sommes

Slide 25 - Quiz

Maxime et Claire ... des amies.
(Maxime en Claire zijn vrienden.)
A
sommes
B
est
C
sont
D
êtes

Slide 26 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. u  bent - jullie zijn
B. zij zijn
C.  ik  ben
D.  hij - zij is
E.  jij bent
F. wij zijn
1.  vous êtes
2.  je suis
3.  ils - elles sont
4.  tu es
5.  il - elle est
6. nous sommes

Slide 27 - Question de remorquage

Ik geef mezelf dit cijfer
010

Slide 28 - Sondage

Quizjes spelen
We gaan quizizz spelen. Ga naar quizizz.com
Oefenen met de de kloktijden en dagen van de week

Daarna spelen we Blooket (werkwoord être)

Slide 29 - Diapositive

SO Ch3 ABCD
Mercredi le 24 mai:
Leerstof:
voc A+B (woorden + zinnen) F/N - N/F
Bloc C (zinnen) F/N - N/F
Bloc D werkwoord être (zijn)
kloktijden en dagen van de week

Slide 30 - Diapositive