Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Lesprogramma
huiswerk nakijken
uitdelen woordenlijst
proefwerk opgeven
uitleg woordsoorten
oefening woordsoorten
zelfstandig werken
Slide 1 - Diapositive
Proefwerk 13 december
Proefwerk hoofdstuk 2. Leer:
- grammatica (blz. 58- 61)
- formuleren ( blz. 62-63)
- spelling (blz. 64-67)
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden zijn.
kun je de woordsoorten ZN, BN en LW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn.
kun je de regels voor het schrijven van het BN toepassen.
kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.
Slide 3 - Diapositive
Geef zoveel mogelijk voorbeelden van zelfstandig naamwoorden.
Slide 4 - Carte mentale
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandige’ dingen.
Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen) Lady Gaga, Pluto, Samsung
Woorden voor concrete zaken tafel, laptop, toets
Woorden voor abstracte zaken twijfel, werk, grootte
Slide 5 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:
Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’: de taart, het kopje, een stekker
Enkelvoud of meervoud taart – taarten, kopje – kopjes
Verkleinwoord taart – taartje, kop - kopje
Slide 6 - Diapositive
Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lid)
de, het, een
Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (een).
Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.
bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
mannelijk de leraar
vrouwelijk de actrice
onzijdig het station
verkleinwoord het autootje
onbepaald lidwoord: ‘een’
mannelijk een leraar
vrouwelijk een beroemde actrice
onzijdig een koud, leeg station
Slide 7 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandige naamwoord. Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.
Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord; Een paarse krokodil – De krokodil is paars.
Heeft soms een verbogen vorm; Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket
Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter; Het stalen kettingslot – de katoenen sok
Slide 8 - Diapositive
Bedenk bij twee objecten een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 9 - Question ouverte
Bijvoeglijk naamwoord
Het kan zelfstandig gebruikt worden als er voldoende context is; Ik wil een blauwe, geen groene.
Heeft vaak trappen van vergelijking; Deze is laag, die is lager en die het laagst.
Zijn soms afgeleid van een werkwoord. Blaffende honden bijten niet.
Slide 10 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn. Wat is/zijn + zelfstandig naamwoord?
Let op de spelling
De-woorden + e (ook bij een)
Het-woorden + e (bij een zonder e)
Stof en materialen + 'en' Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.
Er zijn ook uitzonderingen! Kijk maar eens naar de voorbeelden:
de polyester trui
het plastic tasje
Je ziet dat deze stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en eindigen. Dat komt meestal omdat het om nieuwere stoffen gaat, die de mens zelf heeft uitgevonden. De woorden ‘plastic’ en ‘polyester’ zijn daar voorbeelden van. We geven je nog wat voorbeelden:
het aluminium bootje
een nylon touw
de latex handschoenen
Slide 11 - Diapositive
De gele, nieuwe bank
Een gele nieuwe bank
De lieve, stoffen pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembed.
Een vol, klein zwembad.
Slide 12 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden zijn.
kun je de woordsoorten ZN, BN en LW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn.
kun je de regels voor het schrijven van het BN toepassen.
kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.