La familia
1 / 14
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
La familia
Slide 2 - Carte mentale
Slide 3 - Diapositive
¿Cómo se dice "oma" en español?
(vertaal oma)
(vertaal oma)
A
novia
B
tía
C
abuela
D
madre
Slide 4 - Quiz
Maak de zinnen hieronder compleet:
Jay y Gloria son los ... de Lily.
Jay y Gloria son los ... de Lily.
Slide 5 - Question ouverte
la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el nieto
la sobrina
het nichtje
de moeder
de kleinzoon
de zus
de opa
de zoon
Slide 6 - Question de remorquage
Beschrijf een familielid van jou. Vertel hoe die persoon heet, wat hij van jou is en hoe de innerlijk en uiterlijk is van deze persoon.
timer
6:00
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Nosotros
Yo
Ellos/ellas
tú
él/ella
Jullie
Wij
jij
ik
Hij/zij
Zij (mv)
Vosotros
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Diapositive
Vervoeg het werkwoord
TENER= HEBBEN:
1. Yo (tener) _______ 14 años.
TENER= HEBBEN:
1. Yo (tener) _______ 14 años.
Slide 11 - Question ouverte
Vervoeg het werkwoord
TENER= HEBBEN:
2. Mi amiga (tener) _______ 3 perros.
TENER= HEBBEN:
2. Mi amiga (tener) _______ 3 perros.
Slide 12 - Question ouverte
Vervoeg het werkwoord
TENER= HEBBEN:
3. Ana y Esther (tener) _________ dos bolis
TENER= HEBBEN:
3. Ana y Esther (tener) _________ dos bolis
Slide 13 - Question ouverte
Deze opdracht vond ik...
😒🙁😐🙂😃
