Bron GH oefenen

Je suis malade.
Je ne suis pas malade !
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Je suis malade.
Je ne suis pas malade !

Slide 1 - Diapositive

Tu as faim?
A
Heb je dorst?
B
Ben je ziek?
C
Heb je honger?
D
Heb je koorts?

Slide 2 - Quiz

Welk woord past er niet bij?
A
grandir
B
trop
C
répondre
D
changer

Slide 3 - Quiz

Je ne comprends ...... (niets)!
A
pas
B
plus
C
rien
D
jamais

Slide 4 - Quiz

Je ne parle ........... (nooit) allemand.
A
rien
B
plus
C
pas encore
D
jamais

Slide 5 - Quiz

Tu as fait tes devoirs?
Non ........ (nog niet)!
A
plus
B
personne
C
pas encore
D
jamais

Slide 6 - Quiz

Je déteste mon frère.
Il est ..........
A
embêtant
B
parler
C
voir
D
facile

Slide 7 - Quiz

Tu veux .............. à ma question?
A
le corps
B
répondre
C
voir
D
facile

Slide 8 - Quiz

Welk woord past niet?
A
la fièvre
B
peut-être
C
malade
D
le corps

Slide 9 - Quiz

Je n'ai ......... (niet meer) de fièvre.
A
pas
B
pas encore
C
plus
D
jamais

Slide 10 - Quiz

Nous avons faim!
A
Wij hebben koorts.
B
Wij hebben honger.
C
Wij hebben dorst.
D
Jullie hebben honger.

Slide 11 - Quiz

'Je n'arrive pas à résoudre (= oplossen) le problème'.
Wat heb ik nodig?
A
un corps
B
une aspirine
C
un conseil
D
deux problèmes

Slide 12 - Quiz

Welke vraag past bij het antwoord:
'Oui, j'ai chaud'
A
Tu as de la fièvre?
B
Tu es végétarien?
C
Tu as faim?
D
Tu manges bien?

Slide 13 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
répondre
B
voir
C
parler
D
trop

Slide 14 - Quiz

Je vais .......... à mes amis.
A
rendre visite à
B
facile
C
grandir
D
avoir faim

Slide 15 - Quiz

15

Slide 16 - Vidéo

01:27
Waar heeft Nicolas last van?
A
koorts
B
hoofdpijn
C
buikpijn
D
keelpijn

Slide 17 - Quiz

01:47
Wat gaat zijn moeder doen?
A
Een ontbijtje maken voor Nicolas.
B
Advies vragen aan Nicolas' vader.
C
De dokter bellen.
D
Een thermometer zoeken.

Slide 18 - Quiz

02:23
Wat moet Nicolas doen van de dokter?

A
Naar het ziekenhuis.
B
Paracetamol nemen.
C
Gewoon naar school.
D
De hele dag in bed blijven.

Slide 19 - Quiz

03:38
Hoe laat is het bijna?
A
10.30 uur
B
11.15 uur
C
10.45 uur
D
11.00 uur

Slide 20 - Quiz

05:00
Wat denk je dat Nicolas gaat doen?
A
manger
B
dormir
C
boire
D
écouter

Slide 21 - Quiz

06:12
Wat gaan Nicolas' vrienden die middag doen?
A
Leren voor hun proefwerk.
B
Op bezoek bij Nicolas.
C
Voetballen.
D
Gamen

Slide 22 - Quiz

06:35
Mag Nicolas mee naar buiten met zijn vriend?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

07:12
Waarom krijgen de jongens ruzie?
A
Omdat Alceste niet wil gamen.
B
Vanwege de chocolade.
C
Vanwege de opdracht die ze samen moeten doen.
D
Omdat Nicolas niet mee naar buiten gaat.

Slide 24 - Quiz

07:30
Wat is het met Nicolas aan de hand?
A
Hij heeft honger.
B
Hij heeft buikpijn.
C
Hij heeft hoofdpijn.
D
Hij heeft dorst.

Slide 25 - Quiz

07:37
Waarom kan Nicolas niets eten?
A
Omdat hij misselijk is.
B
Omdat het eten net op is.
C
Omdat zijn moeder vandaag bepaalt wat hij mag eten.
D
Omdat de dokter eerst nog moet komen.

Slide 26 - Quiz

07:54
Hoe lossen ze Nicolas' probleem op?
A
Alceste gaat eten voor Nicolas halen.
B
Alceste gaat snel naar huis.
C
Nicolas gaat douchen.
D
Nicolas gaat toch naar buiten.

Slide 27 - Quiz

08:45
Nicolas is blij met wat hij krijgt van Alceste.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quiz

09:37
Waarom is de buurman boos?
A
Omdat Nicolas aan het schreeuwen is.
B
Omdat Nicolas zegt dat hij geen eten krijgt.
C
Omdat de wijn op is.
D
Omdat de kip is aangebrand.

Slide 29 - Quiz

11:35
Wat komt het jongetje doen?
A
Huiswerk brengen voor Nicolas.
B
Abonnementen verkopen.
C
Vragen of Nicolas mee naar buiten mag.
D
Eten brengen voor Nicolas.

Slide 30 - Quiz

12:18
Hoe loopt het af?
A
Nicolas is weer helemaal beter.
B
Nicolas moet nog een dagje binnen blijven van de dokter.
C
Nicolas' moeder is nu ziek.
D
Nicolas gaat met de dokter mee naar het ziekenhuis.

Slide 31 - Quiz