M21 - Montag, den 7.2.2022

Deutschunterricht
Montag, den 7.7.2022
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Deutschunterricht
Montag, den 7.7.2022

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

  • Ik ken de woorden van Kapitel 4.
  • Ik ken de zinnen van Plauderecke C.
  • Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden en kan de goede uitgang toepassen.
  • Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel

  • Ik ken de woorden van Kapitel 4.

  • Vertaal de woorden en kies het goede antwoord.


Slide 3 - Diapositive

1. enttäuscht
A
teleurgesteld
B
tevreden
C
blij
D
verdrietig

Slide 4 - Quiz

2. die Zeit
A
de dag
B
het moment
C
de tijd
D
de maand

Slide 5 - Quiz

3. der Wettkampf
A
de weddenschap
B
de wedstrijd
C
het spel
D
de vereniging

Slide 6 - Quiz

4. der Frühling
A
de winter
B
de herfst
C
de zomer
D
de lente

Slide 7 - Quiz

5. immer
A
nooit
B
weer
C
altijd
D
graag

Slide 8 - Quiz

6. der Mai
A
april
B
mei
C
juni
D
juli

Slide 9 - Quiz

7. verliezen
A
gewinnen
B
verloren
C
zufrieden
D
verlieren

Slide 10 - Quiz

8. de vriendschap
A
die Freundschaft
B
die Freunde
C
die Freude
D
das Feuer

Slide 11 - Quiz

9. dansen
A
tanzen
B
tansen
C
danzen
D
dansen

Slide 12 - Quiz

10. de pols
A
das Puls
B
das Handpuls
C
das Handgelenk
D
das Gelenk

Slide 13 - Quiz

11. grappig
A
lustig
B
funny
C
grapplich
D
witzig

Slide 14 - Quiz

12. oktober
A
der October
B
der Octobre
C
der oktober
D
der Oktober

Slide 15 - Quiz

Lesdoel

  • Ik ken de zinnen van Plauderecke C.

  • Kies het meest passende antwoord.

Slide 16 - Diapositive

13. Sleepvraag Plauderecke C
Treibst du Sport?
Wie lange machst du das schon?
Wie oft trainierst du?
Wann trainierst du?
Wo trainierst du?
Ich trainiere zweimal pro Woche. 
Ich trainiere in der Sporthalle.
Ich mache das seit sechs Jahren. 
Ja, ich spiele Fußball.
Ich trainiere nur am Wochenende.

Slide 17 - Question de remorquage

Lesdoel

  • Ik ken de zinnen van Plauderecke C.

  • Vertaal het vraagwoord naar het Nederlands.

Slide 18 - Diapositive

14. wie

Slide 19 - Question ouverte

15. wann

Slide 20 - Question ouverte

16. wo

Slide 21 - Question ouverte

Lesdoel

  • Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden en kan de goede uitgang toepassen.

  • Korte uitleg
  • Meerkeuze vragen en open vragen

Slide 22 - Diapositive

ein-Gruppe

  • mannelijk - ein/kein
  • vrouwelijk - eine/keine
  • onzijdig - ein/kein
  • meervoud - keine

Slide 23 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
mein / meine
dein / deine
sein / seine
ihr / ihre
unser / unsere
euer / euere
ihr / ihre
Ihr / Ihre
mijn  
jouw  
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw
Mannelijk en onzijdig GEEN -e
Vrouwelijk en meervoud WEL -e

Slide 24 - Diapositive

17. Ich habe ___ Schwester.
A
ein
B
eine

Slide 25 - Quiz

18. ___ Sohn studiert in München.
A
Sein
B
Seine

Slide 26 - Quiz

19. Wir wissen nicht, wo ___ Bücher (mv) sind.
A
unser
B
unsere

Slide 27 - Quiz

20. Hey du, ist das ___ Freund?
A
dein
B
deine

Slide 28 - Quiz

21. Hanna hat ___ Buch vergessen.
A
ihr
B
ihre

Slide 29 - Quiz

22. Liebe Schüler, hier ist ___ Eis!
A
euer
B
euere

Slide 30 - Quiz

23. (mijn) Kaffee (m)

Slide 31 - Question ouverte

24. (uw) moeder

Slide 32 - Question ouverte

25. (jouw) Vater

Slide 33 - Question ouverte

Lesdoel

  • Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.

  • Welk ezelsbruggetje ken je?
  • Meerkeuzevragen en open vragen.

Slide 34 - Diapositive

Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken om zwakke werkwoorden te vervoegen?

Slide 35 - Carte mentale

26. lernen - Mein Vater ___ gerade ein neues Lied auf seiner Gitarre.
A
lern
B
lerne
C
lernst
D
lernt

Slide 36 - Quiz

27. trinken - ___ du auch Wein zum Abendessen?
A
Trinkt
B
Trinkst
C
Trinke
D
Trink

Slide 37 - Quiz

28. arbeiten - Mein bruder ___ in einem Supermarkt.
A
arbeit
B
arbeite
C
arbeitest
D
arbeitet

Slide 38 - Quiz

29. reisen - Wir ___ immer zusammen.

Slide 39 - Question ouverte

30. reiten - Julia ___ dreimal pro Woche.

Slide 40 - Question ouverte

31. wohnen - Meine Großeltern ___ in der Nähe von Amsterdam.

Slide 41 - Question ouverte

32. landen - Das Flugzeug ___ in zehn Minuten.

Slide 42 - Question ouverte

33. kommen - Ich ___ aus den Niederlanden.

Slide 43 - Question ouverte

34. feiern - ___ ihr das Osterfest mit der ganzen Familie?

Slide 44 - Question ouverte

35. hören - Frau Lindenbaum, ___ Sie auch gerne Popmusik?

Slide 45 - Question ouverte

En nu...
  • Open je studiewijzer in Magister 
  • Ga naar leestoets periode 3
  • Open de extra oefenteksten

  • Maak vraag 1 t/m 5 
  • Lees de teksten 
  • Arceer of onderstreep de antwoorden in de teksten

Slide 46 - Diapositive