Herhaling en begrippen

Plein M 1: Arm & Rijk
Begrippen quiz
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens en MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Plein M 1: Arm & Rijk
Begrippen quiz

Slide 1 - Diapositive

Uitgaven
A
Iemand die goederen maakt
B
Wat het zelfde is
C
Als mensen rijk zijn
D
Geld dat je uitgeeft

Slide 2 - Quiz

diensten
A
werk dat bestaat uit iets voor iemand doen
B
als mensen rijk zijn
C
iets dat iemand heeft
D
wat anders is

Slide 3 - Quiz

Rijkdom
A
Iemand die goederen maakt
B
Wat het zelfde is
C
Als mensen rijk zijn
D
Geld dat je uitgeeft

Slide 4 - Quiz

Goederen
A
De verandering van jager-verzamelen naar landbouw
B
Mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
C
Planten verbouwen en dieren fokken
D
spullen, producten

Slide 5 - Quiz

Industrie
A
Alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die gemaakt worden of ontstaan
C
planten verbouwen en dieren fokken
D
Hier worden goederen in fabrieken gemaakt

Slide 6 - Quiz

Landbouw
A
Alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die gemaakt worden of ontstaan
C
planten verbouwen en dieren fokken
D
Hier worden goederen in fabrieken gemaakt

Slide 7 - Quiz

Inkomsten
A
Geld dat je krijgt of verdient
B
Spullen, producten
C
geld dat je uitgeeft
D
wat anders is

Slide 8 - Quiz

basisbehoeften
A
alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die elk mens nodig heeft
C
wat hetzelfde is
D
manier van leven

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de basisbehoeften?

Slide 10 - Question ouverte

consument
A
iemand die goederen of diensten koopt
B
mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
D
iemand die goederen maakt

Slide 11 - Quiz

Economie
A
alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die elk mens nodig heeft
C
wat hetzelfde is
D
manier van leven

Slide 12 - Quiz

producent
A
iemand die goederen of diensten koopt
B
mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
D
iemand die goederen maakt

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de 5 basisbehoeften?

Slide 14 - Question ouverte

Kies het juiste antwoord.
Zodra mensen een vaste woonplaats hebben, ontstaat er verschil tussen arm en rijk. Welk kenmerk hoort bij arme mensen?

A
grote oogst
B
grote boerderij
C
veel grond
D
weinig werktuigen

Slide 15 - Quiz

Klik de juiste combinaties aan
Hieronder staan zaken die iedereen nodig heeft. Wat hoort bij wat?
eten en drinken
een huis
onderwijs
gezondheidszorg
dokters en ziekenhuizen
onderdak
scholen
voedsel

Slide 16 - Question de remorquage

Wat zijn de vijf basisbehoeften van een mens?

Slide 17 - Question ouverte

Sleep naar de juiste plek
In rijke landen hebben mensen meer dan genoeg geld voor hun basisbehoeften.

In rijke landen is veel rijkdom of

In arme landen is veel

Deze mensen hebben niet genoeg geld voor hun
welvaart
basisbehoeften
armoede

Slide 18 - Question de remorquage

Hoe noem je de economie waarin de mensen geld verdienen door allerlei verschillende baantjes en het verkopen van spullen?

Slide 19 - Question ouverte

Hoort de volgende uitspraak bij welvaart of welzijn? Geef een argument voor
je keuze.


Deze uitspraak hoort bij welvaart / welzijn, omdat?
In India kan 71 procent van de bevolking lezen en schrijven.

Slide 20 - Question ouverte


In Afrika zijn de minste landen met slechte levensomstandigheden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Volgers
Ontwikkelingslanden
Koplopers
Achterblijvers
landen die in ontwikkeling zijn en waar de welvaart langzaam groeit
ontwikkelde rijke landen waar de meeste mensen in de diensten werken
ontwikkelingslanden die nog arm zijn en waar veel mensen in de landbouw werken
ontwikkelingslanden die op weg zijn om rijk te worden en waar steeds meer mensen in de industrie en de diensten werken

Slide 22 - Question de remorquage

Wat betekent:

Beroepsbevolking
A
alle mensen die werken of kunnen werken
B
alle mensen die niet kunnen werken
C
alle mensen die in de fabrieken werken
D
alle mensen die in de landbouw werken

Slide 23 - Quiz

Noem twee beroepen die vallen onder "diensten / dienstverlening".

Slide 24 - Question ouverte


In welk groep van de beroepsbevolking werken de mensen op de afbeelding?
A
Industrie
B
landbouw
C
diensten

Slide 25 - Quiz