Phrases apprendre 7

• Mentorles
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Wat is er nodig voor het feest?

• Wat 
• Qu'est-ce que
• nodig
• il faut
• voor het feest?
• pour la fête? 

Wat is er nodig voor het feest?

Qu'est-ce qu'il faut pour la fête?

Wat is er nodig voor het feest?

We hebben drankjes nodig.

• We hebben nodig
• Il nous faut
• drankjes.
• des boissons.

We hebben drankjes nodig.

Il nous faut des boissons.

We hebben drankjes nodig.

Wie zorgt voor de muziek?

• Wie
• Qui
• zorgt voor
• s'occupe de
• de muziek?
• la musique?

Wie zorgt voor de muziek?

Qui s'occupe de la musique?

Wie zorgt voor de muziek?

Kun jij dat doen Marion?

Tu peux faire ça Marion?

Kun jij dat doen Marion?

Ja geen probleem.

Oui pas de problème.

Ja geen probleem.

Ik zorg voor de muziek.

• Ik zorg voor
• Je m'occupe de
• de muziek.
• la musique.

Ik zorg voor de muziek.

Je m'occupe de la musique.

Ik zorg voor de muziek.

Met wie ga je naar het feest?

• Je gaat
• Tu vas
• naar het feest
• à la fête
• met wie?
• avec qui?

Met wie ga je naar het feest?

Tu vas à la fête avec qui?

Met wie ga je naar het feest?

Veel plezier!

Amuse-toi bien!

Veel plezier!