*Woordsoorten H1

Woordsoorten H1
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordsoorten H1
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Na deze lessenserie kun je:
- de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin herkennen en gebruiken 

Slide 2 - Diapositive

Filmpje 
Filmpje Nieuw Nederlands 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vertel ME eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

Vertel me eens op welke camping JULLIE je vakantie hebben doorgebracht.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Quiz

Vertel me eens op welke camping jullie JE vakantie hebben doorgebracht.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

Op MIJN school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Quiz

Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor ZIJN leukste vak.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Volgens JOU wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Volgens jou wil JULLIE vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Volgens jou wil jullie vriend uit Urk JOUW zeilbootje dus graag kopen.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Zou U ONS werkstuk deze week nog voor ONS kunnen nakijken, meneer?
A
u= pers, ons=pers, ons=bez
B
u= pers, ons=bez, ons=pers
C
u= bez, ons=bez, ons=pers
D
u= bez, ons=pers, ons=bez

Slide 13 - Quiz

Welke kapper heeft voor HAAR al die kraaltjes in HAAR HAAR gevlochten?

1e haar-2e haar-3e haar=
A
pers-bez-pers
B
pers-bez-zn
C
pers-bez-pers

Slide 14 - Quiz

Let op:
  • 'Hun' is nooit een onderwerp!
    Fout: Hun hebben dat gedaan.
    Goed: 
    Zij hebben dat gedaan.

  • 'Me' is nooit een bez. vnw.
    Fout: Ik heb me boek niet bij me.
    Goed: Ik heb mijn/m'n boek niet bij me.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht
Nieuw Nederlands online: 
Maak de startopdracht en opdracht 1, 2 en 3 

Slide 16 - Diapositive