Meten & Meetkunde

Herhalen Meten & Meetkunde
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhalen Meten & Meetkunde

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiding toets
Stukjes uitleg met tussendoor opdrachten 


  • Schrijf bij de opdrachten de berekening in je schrift.
  • Je mag de rekenmachine gebruiken.
  • Je kunt de afbeelding vergroten door erop te klikken.
  • Als je het antwoord fout hebt, kijk naar de uitleg gegeven bij de opgave.
  • Snap je niet wat je fout gedaan hebt, vraag aan docent.

Slide 2 - Diapositive

Lengte- en oppervlaktematen

Slide 3 - Diapositive

Lengte- en oppervlaktematen

Slide 4 - Diapositive

Lengte- en oppervlaktematen
Hoe berekenen we de oppervlakte?

Slide 5 - Diapositive

Lengte- en oppervlaktematen
Hoe berekenen we de oppervlakte?

Oppervlakte = lengte x breedte

Slide 6 - Diapositive

Welke maten zijn gelijk?
450 hm2
62 cm
6,2 dam
6200 m
0,045 m2
6,2 km
450 cm2
6,2 dm
4,5 km2
6200 cm

Slide 7 - Question de remorquage

Janne koopt de boekenkast hier rechts Haar oude boekenkast is 1,46 m breed.

Hoe groot is het verschil in breedte tussen de oude en nieuwe kast?

Slide 8 - Question ouverte

Tom gaat een muur van 50 dm bij 30 dm verven. 1 emmer verf is goed voor 500

Hoeveel emmers verf heeft hij nodig?
dm2

Slide 9 - Question ouverte

Een kamer van 4,5 meter lang en 3 meter breed krijgt een nieuwe vloer.
Deze vloer kost 85 euro per

Hoeveel kost deze vloer voor de kamer?
m2

Slide 10 - Question ouverte

Inhoudsmaten
Hoe berekenen we de inhoud?

Slide 11 - Diapositive

Inhoudsmaten
Hoe berekenen we de inhoud?

Inhoud = lengte x breedte x hoogte

Slide 12 - Diapositive

Inhoudsmaten
1 dm3 = 1 L

Slide 13 - Diapositive

Gewichtsmaten

Slide 14 - Diapositive

Gewichtsmaten
1 ton = 1000 kg 

Slide 15 - Diapositive

Welke maten zijn gelijk?
3 dm3
35 g
3 m3
350 000 g
300 cL
35 000 mg
0,003 dam3
0,35 ton
3 L
3000 mL

Slide 16 - Question de remorquage

Hoeveel kubieke meter is de inhoud van deze container?

Slide 17 - Question ouverte

Hoeveel liter melk zit er in de maatbeker?
A
6 L
B
600 L
C
0,6 L
D
60 L

Slide 18 - Quiz

Je hebt een fles roze gin van 7 dL
en in totaal 15 dL rose lemonade.
Zure matten en limoenen heb je voldoende.

Hoeveel van deze cocktails kun je maximaal maken?

Slide 19 - Question ouverte

Oppervlakte & omtrek 
Oppervlakte = lengte x breedte

Slide 20 - Diapositive

Oppervlakte & omtrek 
Oppervlakte = lengte x breedte
Oppervlakte = 20 x 15 = 300 m2

Slide 21 - Diapositive

Oppervlakte & omtrek 
Oppervlakte = lengte x breedte
Oppervlakte = 20 x 15 = 300 m2
Omtrek = alle lengtes bij elkaar opgeteld
Omtrek = 20 + 15           Is dit compleet?

Slide 22 - Diapositive

Oppervlakte & omtrek 
Oppervlakte = lengte x breedte
Oppervlakte = 20 x 15 = 300 m2
Omtrek = alle lengtes bij elkaar opgeteld
Omtrek = 20 + 15 + 20 + 15 = 70 m 

Slide 23 - Diapositive

Wat is de omtrek van dit sportveld?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is de oppervlakte van deze kampeerplaats?

Slide 25 - Question ouverte

Tom wil graszoden kopen om zijn tuin opnieuw te bedekken. De tuin is 5 meter lang en 2,4 meter breed.

Hoeveel moet Tom betalen?

Slide 26 - Question ouverte

Tijd

Slide 27 - Diapositive

Tijd
En wat als je een week zou willen toevoegen?

Slide 28 - Diapositive

Tijd
Hoe zouden we de volgende opgave aanpakken?


210 minuten = . . . uur en . . . minuten

Slide 29 - Diapositive

Tijd
Hoe zouden we de volgende opgave aanpakken?


210 minuten = . . . uur en . . . minuten

210 : 60 = 3,5 uur               3 hele uren


Slide 30 - Diapositive

Tijd
Hoe zouden we de volgende opgave aanpakken?


210 minuten = . . . uur en . . . minuten

210 : 60 = 3,5 uur               3 hele uren

0,5 uur over              0,5 x 60 = 30 minuten

Slide 31 - Diapositive

Tijd
Hoe zouden we de volgende opgave aanpakken?


210 minuten =  3  uur en  30  minuten

210 : 60 = 3,5 uur               3 hele uren

0,5 uur over              0,5 x 60 = 30 minuten

Slide 32 - Diapositive

2 uur en 45 minuten = . . . minuten

Slide 33 - Question ouverte

Hoe laat is de cursus pottenbakken afgelopen?

Slide 34 - Question ouverte

Routes

Slide 35 - Diapositive

Routes
Wat is het noordoosten?


A
C
D
B
C
D

Slide 36 - Diapositive

Routes
Wat is het noordoosten?


NO
C
D
B
C
D

Slide 37 - Diapositive

Routes
Wat is het noordoosten?

En de rest?
NO
C
D
B
C
D

Slide 38 - Diapositive

Routes
Wat is het noordoosten?

En de rest?
NO
C
D
ZO
ZW
NW

Slide 39 - Diapositive


Lidia vertrekt vanaf de bushalte naar de supermarkt:
1. Vertrek in zuidwestelijke richting
2. Neem de eerste straat rechts
3. Neem de eerste straat rechts
4. Neem de eerste straat links
5. Loop naar het einde van de straat

Welke kaart geeft de route van Lidia aan?

A

Slide 40 - Quiz

Mike loopt van de bushalte naar de bakker.

Welke route is juist?
A
.
B
.
C
.

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive