Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Eerste deel:
Afspraken voor Nederlands
Wie ben ik?
Wat verwacht ik van jullie?
Het mooie vak Nederlands en de manier van werken
LessonUp installeren & uitproberen
En dan..... de échte les!
Slide 2 - Diapositive
Mevrouw Koonings
Mevrouw Koonings
Slide 3 - Diapositive
Afspraken tijdens de les
Nieuw Nederlands boek, grammaticaboekje en schrift heb je altijd bij.
Telefoons in de tas tijdens de les.
iPad niet voor spelletjes gebruiken.
Huiswerk niet gemaakt? Meld dat dan vooraf aan de les.
Vraag of opmerking? Steek je hand op.
Zit je met iets? Meld het vooral!
Slide 4 - Diapositive
Waarom is het vak Nederlands nuttig?
Slide 5 - Diapositive
Onder andere hierom dus....
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Wat gaan we het komende jaar doen?
Grammatica
Nieuw Nederlands
Lezen
Woorden
Spelling
Formuleren
3 lessen Nederlands per week
Nodig iedere les:
Grammaticaboekje
Nieuw Nederlands boek
Schrift
Extra: leuk leesboek!
Slide 9 - Diapositive
Nexus
Les gemist? Ga naar de Nexus!
Extra hulp/ uitleg.
Slide 10 - Diapositive
De Talen-Ontdekdoos!
Opdracht:
Ga thuis op zoek naar iets wat je andere leerlingen wilt laten lezen, iets wat leuk is om te puzzelen (met woorden), een bijzondere songtekst, een leuk boekje, een leuk tijdschrift, een spel met woorden: het kan van alles zijn!
P.S.: het mag ook in andere talen.
P.S. 2: je krijgt het niet terug.
Slide 11 - Diapositive
Vragen?
Slide 12 - Diapositive
Planning:
Lesdoel
Woordsoorten
Aan de slag!
Huiswerk + taalvout
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag!
Je krijgt twee stukjes tekst op papier.
Tekst 1: onderstreep de zelfstandig naamwoorden en omcirkel de lidwoorden. Geef de eigennamen een kleur.
Tekst 2: onderstreep de lidwoorden. Zet erbij: blw of olw.
Klaar?
Maak opdracht 6 (blz. 30 Nieuw Nederlands) in je schrift.
timer
10:00
Werk samen met je buur!
Slide 14 - Diapositive
Lesdoel behaald?
Je weet wat een zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord is.
Ja/ gedeeltelijk/ nee, want.....
Ik vond de les leuk/saai/makkelijk/moeilijk/....., want.......