MTH, leerjaar 1, blok 4, les 5

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

MTH, blok 4, les 5
Onderdelen van de les:
  • Intracutane injectie
  • Prikaccident

Slide 2 - Diapositive

Intracutane injectie
Bij intracutane injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in de oppervlakkig laag van de dermis (lederhuid).

De intracutane injectietechniek wordt gebruikt voor:
  • vaccinatie;
  • diagnostiek.

Slide 3 - Diapositive

Vaccinatie
Er wordt een kleine hoeveelheid verzwakte ziekteverwekker toegediend.
Het lichaam reageert hierop met het aanmaken van antistoffen tegen de ziekte.
Bijvoorbeeld vaccinaties tegen BCG (bacillus Calmette-Geurin), pokken, rabiës en griep.

Slide 4 - Diapositive

Wat is het doel van de BCG-vaccinatie?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het doel van de vaccinatie tegen rabiës?

Slide 6 - Question ouverte

Diagnostiek
De huid speelt een belangrijke rol in onze afweer.
Er zitten cellen in die antistoffen maken zodra er ziekteverwekkers het lichaam binnen komen.
Intracutaan injecteren van kleine hoeveelheden verzwakte ‘ziekteverwekkers’ of ‘allergenen’ kan een lokale huidreactie veroorzaken.
 De reactie toont aan dat de ziekteverwekker of het allergeen in de cliënt aanwezig is.
Bijvoorbeeld diagnostiek van tuberculose (Mantoux-test) en allergie-onderzoeken (intracutane allergietest).

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Geschikte injectiegebieden voor intracutane injecties.
  • De binnenkant onderarm (Mantoux-test en intracutane allergietest)
  • De schouderbladen (intracutane allergietest)
  • Het gebied onder het sleutelbeen (clavicula)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat is het doel van een Mantoux test?

Slide 12 - Question ouverte

De intracutane allergietest wordt uitgevoerd op:
A
De onderarm
B
De schouderbladen
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 13 - Quiz

Prik/spat/bijtaccidenten
Bij een prikaccident kom je als doktersassistente in contact met bloed of andere lichaamsvloeistoffen van een zorgvrager. 

Dit kan gebeuren doordat je je per ongeluk prikt aan een gebruikte naald. 


Omgekeerd prikaccident: de patiënt prikken met een naald waarmee je jezelf
geprikt hebt.

Slide 14 - Diapositive

Spataccident:
Er spat bloed op slijmvliezen (vaak het oog) of op de niet intacte huid (wond).

Bijtaccident:
Via een beet komt een beetje bloed uit de wond van degene die gebeten is op de mond of slijmvliezen van de bijter.

Slide 15 - Diapositive

Virussen die kunnen worden overgedragen door een prik-, spat- of bijtaccident:

  • Hepatitis B virus (HBV)
  • Hepatitis C virus (HBC)
  • Humaan immunodeficiëntievirus (HIV)

Slide 16 - Diapositive

Tegen welk van de virussen zijn jullie op school gevaccineerd?

Slide 17 - Question ouverte

Hoe hoog moet de titer zijn om tegen HBV beschermd te zijn?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

PROTOCOL PRIKACCIDENT.


Doel: besmetting na een prikaccident voorkomen.

Algemene opmerkingen:
Bij het geven van een injectie of het afnemen van een
venapunctie kan degene die de injectie geeft of de
venapunctie uitvoert zich prikken met de naald en daardoor besmet worden.






Slide 20 - Diapositive

Benodigdheden:
- jodium of alcohol 70%
- deppers

Werkwijze:
  • wond goed laten doorbloeden
  • wond goed afspoelen onder stromend water
  • wond laten drogen
  • wond desinfecteren met jodium of alcohol 70%
  • G.G.D. bellen (zij beoordelen de risico’s op besmetting)




Slide 21 - Diapositive

Bij risico op besmetting:

  • patiënt moet dezelfde of de volgende dag geprikt worden ter bepaling van overdraagbare ziekten
  • vragen of patiënt de uitslag wil weten
  • uitslag positief? -> bloed van DA afnemen voor dezelfde bepaling -> negatief -> na 4 weken weer







Slide 22 - Diapositive


  • bepalen HIV virus kan pas na minimaal 3 maanden na prikaccident (bij DA)
  • als de patiënt niet meewerkt, meteen bloed afnemen bij DA: DA moet binnen 2 uur starten met postexpositieprofylaxe (PEP = HIV-remmers)
  • Na 4 weken weer bloed afnemen bij DA.

Slide 23 - Diapositive

Preventieve maatregelen om een prik/spataccident te voorkomen:
  • op de hoogte zijn van de infectiestatus van de patiënt
  • handschoenen dragen bij het prikken
  • waar nodig een spatmasker of bril dragen (afwassen kritische instrumenten) 
  • waar mogelijk passieve veiligheidsnaalden gebruiken
  • gebruikte naalden meteen in de naaldencontainer doen
  • materialen logisch neerzetten
  • op een veilige plek gaan zitten zodat niemand tijdens het prikken tegen je aan kan lopen

Slide 24 - Diapositive

Allergietesten
Bij een allergie reageert je afweersysteem op stoffen waar je lichaam normaal gesproken niet zo heftig op hoort te reageren.
Het stofje waar je allergisch voor bent heet een allergeen.
Allergenen zijn stoffen van buiten je lichaam, die normaal gesproken geen kwaad kunnen.
Deze stoffen komen je lichaam binnen via je huid, je mond of door ze in te ademen.

Slide 25 - Diapositive

Om te ontdekken voor welke stoffen je allergisch bent, krijg je een allergietest. 

Je krijgt dan vragen gesteld om te ontdekken waar je allergisch voor bent. 

Als je ook huiduitslag krijgt, krijg je ook een huidonderzoek. 

Hiermee wordt bekeken op welke stoffen iemand getest moet worden. 

Slide 26 - Diapositive