H4 - 13e les - 6 de octubre de 2020 verbos regulares la escuela presentarse

HAVO 4 - español
Los verbos regulares/ la escuela / los adjetivos
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

HAVO 4 - español
Los verbos regulares/ la escuela / los adjetivos

Slide 1 - Diapositive

¿Qué día es hoy? Escribe el dia y la fecha
Hoy es martes, el 6 de octubre de dos mil veinte

Slide 2 - Question ouverte

En la clase de hoy
La clase anterior
La frase de la clase
Los verbos regulares en español
Practicar
Audición
Los demonstrativos
La evaluación



Slide 3 - Diapositive

Las frases de la clase
¿Cómo se dice.... - mag ik naar het toilet aub? 
- doe je masker op/af aub
- leg je mobiel op de hoek van de tafel aub
- het spijt me
- hoe spel je...?

La nueva frase: 'Trabajamos en parejas' 

Slide 4 - Diapositive

Contesta a estas preguntas
1. ¿Qué asignaturas tienes hoy y cuándo?
2.¿Qué asignatura te gusta mucho?
3.¿Cómo se llama tu tutor(a)?
4.¿Qué quieres hacer después de las clases?
5.¿Cuántos años tiene tu madre?
6. ¿Cuáles son tus aficiones?

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden op - AR
Schrijf de werkwoordsvormen die je in deze dialoogjes ziet
over in jouw schriftje. Ga vervolgens verder met de hand -out

Slide 6 - Diapositive

Vervoeg nu het werkwoord bailar = dansen in de tegenwoordige tijd.

Slide 7 - Question ouverte

Los verbos en - AR -> stappen
Je maakt de stam door er –AR af te halen.
Je plakt vaste uitgangen achter de stam
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Spaans?

Slide 8 - Diapositive

Para memorizar mejor:
Welke vorm ontbreekt hier?
Hoe zou dat komen?

Slide 9 - Diapositive

Practicamos
  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
timer
3:00

Slide 10 - Diapositive

Verbos en - ER & - IR
Hand - out de la profe

Primero – er
Después – ir

Slide 11 - Diapositive

Mira y compara los verbos regulares en – ER e – IR.
Los verbos en - IR & - ER:
¿Qué similaridades hay? ¿Qué diferencias hay?

Slide 12 - Question ouverte

Los verbos en - IR & - ER
Apunta los verbos en tu cuaderno – subraya las terminaciones
:




Slide 13 - Diapositive

En resumen:

Slide 14 - Diapositive

Verbos en ER & IR

  1. Verbos -er oefenen: klik hier
  2. Verbos -ir oefenen: klik hier
  3. Llamarse + er/ar/ir: klik hier


timer
7:00

Slide 15 - Diapositive

Preguntas sobre el vídeo
1. ¿A qué edad van los niños españoles al insituto?
2. ¿Cómo se llaman los cuatro cursos del instituto español?
3. ¿En qué país vivió (vt--> leefde) el chico antes?
4. ¿Qué asignatura hay en España y no en el otro país?
5. ¿Qué hacen los alumnos españoles en esa asignatura?
6. ¿A qué hora empiezan las clases del chico?
7. ¿A qué hora termina el chico las clases?

Slide 16 - Diapositive

0

Slide 17 - Vidéo

Aanwijzend vnw.

Slide 18 - Diapositive

Aanwijzende voornaamwoorden
Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar het zelfstandig naamwoord.

Bij het gebruiken we: dit / dat
Bij de gebruiken we: deze / die

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Aanwijzende vnm
Als we willen verwijzen naar een zelfstandig naamwoord, dan kan dit in het Spaans 
op 3 manieren.

1. Voor de spreker dichtbij aquí
2. Voor de spreker in de buurt ahí
3. Voor de spreker ver weg allí

Slide 21 - Diapositive

Vorm
De aanwijzende vnm. veranderen mee 
in vorm en aantal

mannelijk/vrouwelijk
enkelvoud/meervoud

Slide 22 - Diapositive

Aanwijzende vnw.
aquí
(dichtbij)
ahí
(gemiddeld)
allí
(ver weg)
este

ese

aquel
esta

esa

aquella
estos

esos

aquellos
estas

esas

aquellas
enkelvoud                meervoud

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 
Vul de juiste aanwijzende voornaamwoorden in
 ……… bolígrafo (dichtbij)
 ……… profesoras (dichtbij)
 ……… chicas (gemiddeld)
 ……… lapices (ver weg)
 ……… armario (gemiddeld)
 ……… libro (dichtbij)
 ……… alumno (ver weg)

Slide 24 - Diapositive

Menciona 3 cosas que aprendiste hoy:

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive