Herhalen hoofdstuk 6.1 t/m 7.2 (KGT)

6.1 De strijd om de kijker
Aan het eind van deze les kun je:
  1. De drie manieren benoemen die publieke omroepen hebben om te concurren met de commerciele omroepen.
  2. Uitleggen wat er wordt bedoeld met 'zenderkleuring'.
  3. Uitleggen wat er wordt bedoeld met 'horizontale programmering'.
    1 / 35
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    MaatschappijleerMiddelbare school

    Cette leçon contient 35 diapositives, avec diapositives de texte.

    Éléments de cette leçon

    6.1 De strijd om de kijker
    Aan het eind van deze les kun je:
    1. De drie manieren benoemen die publieke omroepen hebben om te concurren met de commerciele omroepen.
    2. Uitleggen wat er wordt bedoeld met 'zenderkleuring'.
    3. Uitleggen wat er wordt bedoeld met 'horizontale programmering'.

      Slide 1 - Diapositive


      Commercieel of publiek? Wat is dat ook alweer?
      Weet je nog begin dit thema.?... commerciële en publieke omroepen/zenders?
      Belangrijk voor dit hoofdstuk om dat weer even op te frissen!


      Commerciële omroepen/zenders: (SBS6, RTL4, radio538) krijgen géén geld van de overheid en zijn heel afhankelijk van reclame inkomsten!

      Publieke omroepen/zenders: (Op1, Klokhuis) worden financieel gesteund door de overheid en moeten daarom verplicht informatieve programma's uitzenden!

      Slide 2 - Diapositive

      De strijd om de kijker..
      Commerciële, maar ook publieke zenders willen allebei zovéél mogelijk kijkers....

      Vooral toen commerciële zenders werden toegestaan moesten de publieke zenders echt manieren vinden om kijkers te trekken en behouden!

      Slide 3 - Diapositive

      Drie manieren om te concurreren
      (concurreren = met elkaar strijden)
      Publieke omroepen zijn veel kijkers kwijt geraakt toen commerciële zenders kwamen. Ze hebben drie manieren bedacht om beter te concurreren met commerciële zenders: 
      Ze doen aan:
      1: zenderkleuring
      2: horizontale programmering
      3: primtetime-uitzendingen

      Slide 4 - Diapositive

      1: zenderkleuring (= netprofilering)
      Met zenderkleuring wordt bedoeld dat publieke omroepen zich zijn gaan richten op DOELGROEPEN (= bepaalde groep mensen met dezelfde kenmerken, bijvoorbeeld: man, vrouw, jongeren, ouderen, houdt van voetbal enz.)!
      Dit noem je zenderkleuring, en met een ander woord ook wel: netprofilering. 

      Nederland 1 zendt vooral programma's uit met sport.
      Nederland 3 zend vooral jongerenprogramma's uit.

      Kijkers weten dus op welke zender je welke programma's kunt vinden. 

      Slide 5 - Diapositive


      2: Horizontale programmering
      Dat op zenders bijna alle programma's altijd op een vast tijdstip worden uitgezonden noem je: horizontale programmering.
      Zo kan je als kijker makkelijk onthouden op welke tijd je favoriete programma komt en zo wil de publieke omroep kijkers behouden!

      Nu met netflix, videoland, youtube, sociale media enz. kijken mensen ook veel programma's gewoon als ze dat willen. Maar vroeger kon dat niet, vooral oudere mensen zijn daarom nog wel gewend aan horizontale programmering.

      Slide 6 - Diapositive


      3: Primetime
      De laatste manier die de publieke zenders hebben om kijkers te trekken en behouden is door te doen aan: primetime.

      Dat wil zeggen dat ze de populairste programma's op primetime uitzenden. Oftewel: ze zenden ze uit op tijdstippen waarop veel mensen tv kijken, bijvoorbeeld. tussen 19:30 en 22:00 s'avonds.

      Slide 7 - Diapositive


      Commerciële zenders
      • Ontvangen geen geld van de overheid.
      • Hun belangrijkste bron van inkomsten (= manier van geld verdienen) zijn reclamespotjes.
      • Daardoor zijn de zenders marktgericht (= laten zien wat de doelgroep graag  wil zien).
      • Zien hun programma's als product waar zoveel mogelijk mensen naar moeten kijken... want dan... betalen adverteerders veel geld voor een plekje in de reclame.
      • Met het geld van die reclames kunnen ze weer programma's kopen of maken waar nog meer mensen naar kijken (= hogere kijkcijfers). Vaak programma's met veel emotie en sensatie, want daar kijken veel mensen naar.

      Slide 8 - Diapositive


      Zenderkleuring commerciele zenders
      Commerciële zenders doen ook aan zenderkleuring.
      Niet alleen om meer kijkers te trekken, maar ook om meer adverteerders te trekken.

      Als er namelijk een vaste doelgroep is die een bepaalde zender of programma bekijkt dan weten ze waar ze het beste kunnen adverteren. 

      Slide 9 - Diapositive


      Verschraling
      Commerciële zenders kunnen makkelijk hoge kijkcijfers behalen omdat ze programma's uitzenden die mensen leuk vinden.
      Zoals: Films en amusementprogramma's. 

      Daardoor kijken minder mensen naar culturele en informatieve programma's (van de publieke omroepen).
                               Dat er minder aandacht overblijft voor dat soort programma's en dat er daardoor ook minder verschillende soorten programma's overblijven wordt: verschraling van het aanbod genoemd. Dit betekend dat het aantal verschillende soorten programma's minder wordt en vooral veel amusement te zien is.

      Slide 10 - Diapositive


      6.2 Invloed van de overheid


      Na de uitleg kan je:
      1. Uitleggen welke invloed de overheid heeft op omroepen en hoe dat komt.
      2. Regels die in de mediawet staan omschrijven.

      Slide 11 - Diapositive

      500 miljoen
      500 miljoen euro is het bedrag dat de overheid per jaar geeft aan de publieke omroepen!!!! 


      Je kunt je dus wel voorstellen dat de overheid daarom veel te zeggen heeft over welke programma's de publieke omroepen moeten uitzenden!

      Slide 12 - Diapositive

      Mediawet
      De overheid probeert met regels ervoor te zorgen dat de omroepen die er zijn bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving.
      Deze regels hierover staan in de: Mediawet
      Doel van deze regels = dat mensen elkaar begrijpen, elkaar verdragen ondanks dat er veel culturele verschillen zijn!

      Samengevat moeten de publieke omroepen zorgen voor:
      1. een betrouwbare bron van informatie zijn;
      2. een pluriform aanbod hebben.

      Slide 13 - Diapositive

      De regels van de mediawet
      (voor de publieke omroep)
      • Een publieke omroep moet een vereniging zijn (= met leden) en dus géén commercieel bedrijf dat alleen winst wilt maken. 
      • Een publieke omroep moet een eigen identiteit hebben = een aantal kenmerken alleen voor die omroep.
      • Een beginnende publieke omroep moet ten minste 50.000 betalende leden hebben voordat ze mogen uitzenden. 
      • De publieke omroepen moeten een volledig programma verzorgen. (25% amusement en de rest informatief, cultureel en educatief!)

      Slide 14 - Diapositive

      De regels van de mediawet - vervolg
      (voor de publieke omroep)
      • Naast geld van overheid krijgen de omroepen het geld van de reclameopbrengsten van de Ster.
      • Publieke omroepen mogen maximaal 6,5 % zendtijd besteden aan reclames en alleen reclame tussen programma's in.
      • Sluikreclame is verboden = in een serie mag er geen merk van een product stiekem even in beeld komen.
      • Publieke zenders moeten zendtijd beschikbaar stelen voor geestelijke en kerkelijke groeperingen en politieke partijen, ook al hebben ze niet die minimaal 50.000 betalende leden.

      Slide 15 - Diapositive

      NOS en NTR
      Zijn géén verenigingen met betalende leden maar zijn door de overheid opgericht.
      Daarom staat wat zij moeten doen (= hun taak) heel precies in de mediawet opgeschreven!

      Slide 16 - Diapositive

      Taak NOS
      Taak van de NOS = brede en onafhankelijke nieuwsvoorziening brengen. Daarom maakt de NOS 3 soorten programma's:

      1: Nieuwsprogramma's (het journaal en jeugdjournaal)
      2: Sportprogramma's (Studio sport, studie voetbal)
      3: Verslagen van grote evenementen (Koningsdag)

      Slide 17 - Diapositive

      Taak NTR
      De NTR moet vooral programma's maken van de overheid over:
      • Kunst & cultuur
      • Minderheden
      • Jeugd
      • Educatie

      Bekende programma's van de NTR zijn: het Klokhuis, Schooltv...

      Slide 18 - Diapositive

      Regels voor commerciële zenders
      in de mediawet
      Naast alle regels en waar de PUBLIEKE zenders zich aan moeten houden zijn er ook regels opgesteld voor de COMMERCIËLE zenders...!!

      Commerciele zenders:
      • ze mogen maximaal 15% van hun zendtijd aan reclame besteden
      • Sluikreclame is ook verboden (= stiekem merk laten zien)
      • Wel mogen bedrijven programma's sponsoren. Dat is dat als een reclameblok begint het begint met: 'Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door...)

      Slide 19 - Diapositive

      Commissariaat voor de Media
      Wie controleert nou of de omroepen zich aan de regels van de Mediawet houden....? Dat doet het Commissariaat voor de Media.

      Die checken:
      • Of er genoeg programma's worden uitgezonden die: cultureel, informatief en educatief zijn. 
      • Ook checken ze of de de omroepen en commerciele zenders  zich houden aan de reclameregels.
      Zo niet......??? BOETE!

      Slide 20 - Diapositive

      7.1 Beeldvorming door de media
      Aan het eind van deze les kan je:
      1. Uitleggen welke invloed de media hebben op beeldvorming.
      2. Minimaal 3 voorbeelden geven van vooroordelen en stereotypen die door de media kunnen ontstaan.

        Slide 21 - Diapositive


        Socialiserende functie van media
        In hoofdstuk 3 ging het over functies van de media voor het individu (= jij als persoon) en voor de maatschappij/samenleving.

        Eén van die functies voor de maatschappij = cultuuroverdracht = overdragen van cultuur.
        Dit noemen we de socialiserende functie van de media.
        Socialisatie = het aanleren van waarden, normen en andere kenmerken die er binnen een samenleving bestaan.

        Je kan zeggen dat de media dus 'opvoeden'. Ze bepalen voor een groot deel wat we weten en hoe we denken over gebeurtenissen in de wereld, over personen en groepen mensen.

        Slide 22 - Diapositive

        Beeldvorming
        We zeggen ook wel dat de media invloed hebben op onze beeldvorming.
        Bijvoorbeeld: door programma's over maatschappelijke kwesties, zoals gokverslaving of prostitutie. Of als in een serie twee populaire acteurs een homoseksuele relatie krijgen, dan beïnvloed dat misschien de manier waarop er over homoseksueel gedrag wordt gedacht.

        In hoofdstuk 4 ging het erover dat media niet altijd een compleet beeld geven van de werkelijkheid. Nieuws wordt geselecteerd en ook journalisten hebben uiteindelijk hun eigen 'bril' waarmee ze naar de wereld kijken (denk aan selectieve perceptie en referentiekader).

        Zo onstaan er makkelijk vooroordelen en stereotypen.

        Slide 23 - Diapositive

        Vooroordeel
        = een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten goed kent.

        Bijvoorbeeld: Dat meisje zal wel dom zijn, want ze is blond.


        Stereotype
        = een vaststaand beeld van een groep mensen waarbij één kenmerk sterk overdreven wordt.
        Bijvoorbeeld: 'Dikke mensen zijn gezellig' of 'oude mensen zeuren'.

        Slide 24 - Diapositive

        Paar voorbeeldenvan vooroordelen en stereotypen die door de media kunnen ontstaan
        • Veel films en series over relaties hebben een happy end. Maar in het echt eindigen veel huwelijken in een echtscheiding.
        • In tijdschriften en reclamefolders zie je vooral mooie, slanke fotomodellen. Maar de foto's worden bijna altijd bewerkt.
        • In series, films, maar vooral in reclames, zie je veel stereotypen over mannen en vrouwen. Mannen interesseren zich voor auto's, vrouwen zijn allen bezig met make-up. We noem dit ook wel rolpatronen.

        Slide 25 - Diapositive


        7.2 Beïnvloedings-theorieën
        Aan het eind van deze les kan je:
        1. De 5 beïnvloedingstheorieën over beïnvloeding van de media noemen.
        2. Uitleggen wat die 5 theorieën zijn/hoe ze werken.
        3. 'Mediawijs' naar de media kijken.

          Slide 26 - Diapositive

          Beïnvloedingstheorieën
          In hoofdstuk 7.1 ging het erover dat media invloed hebben op onze beeldvorming. Natuurlijk neemt niet iedereen zo maar waarden, normen, vooroordelen en stereotypen over van de media. Maar hoe groot is de invloed van media dan wel?
          Wetenschappers denken daar heel verschillend over. In dit hoofdstuk worden vijf beïnvloedingstheorieën besproken:
          • De injectienaaldtheorie
          • De multiple-step-flowtheorie
          • De media als betekenisverlener
          • De theorie van de selectieve perceptie
          • De agendatheorie

          Slide 27 - Diapositive


          Injectienaaldtheorie
          "Druppeltje voor druppeltje spuit de media ons vol met ideeën. Het publiek neemt de boodschap van media heel makkelijk (letterlijk) over"

          Bij deze theorie spelen de begrippen manipulatie en indroctinatie een belangrijke rol.

          Manipulatie =
          Geven van vervormde informatie zoals het weglaten of vervormen van feiten zonder dat het publiek dit merkt.

          Indoctrinatie =
          Voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek.

          Slide 28 - Diapositive


          Multiple-step-flowtheorie
          Niet de media zelf, maar bepaalde mensen in de media hebben invloed. Zij worden ook wel opinieleiders genoemd = mensen met een sterk gezag, die invloed hebben op anderen.
          Hun mening wordt vaak overgenomen door mensen die naar hun programma's kijken

          Multiple-step is letterlijk... Meerdere stappen. De invloed van de media verloopt via stappen (media - opinieleider - publiek)

          Slide 29 - Diapositive


          Media als betekenisverlener
          Media zijn niet alleen communicatie-middelen, maar hebben een betekenis voor de ontvangers en gebruikers.
          Bijvoorbeeld: mensen hebben behoefte aan informatie en amusement en daarom gebruiken mensen media.

          Op lange termijn wordt de invloed van media sterker omdat ze via het bieden van informatie en amusement normen en waarden overgedragen.

          Slide 30 - Diapositive

          De theorie van de selectieve perceptie
          In hoofdstuk 4 ging het over de selectieve perceptie van journalisten bij het geven van informatie.

          Deze theorie gaat juist over de macht van de mediagebruikers zelf.

          Het referentiekader bepaalt welke informatie wel of niet bekeken wordt. 

          Slide 31 - Diapositive


          Agendatheorie
          De media bepaalt niet wát mensen denken, maar waarover we denken en met elkaar praten, dus welk onderwerp bij mensen 'op de agenda staat'.
          Bijvoorbeeld: Temptation Island, als daar iemand is vreemd gegaan, wordt daar de volgende dag op school/werk over gepraat.

          Ook op de politieke agenda hebben de media invloed: politici horen, zien en lezen dingen waar ze iets aan kunnen doen.

          Slide 32 - Diapositive

          Beïnvloedingstheorieën
          Over de beïnvloedingstheorieën is ook discussie:
          • Er is niet één theorie de beste!!! Bij de ene mediagebruiker past de ene theorie beter en bij de andere mediagebruiker past een andere theorie weer beter.
          • Over de injectienaaldtheorie wordt verschillend gedacht. Sommige mensen vinden dat kijkers helemaal niet zo makkelijk te beïnvloeden zijn, terwijl tegelijkertijd is gebleken dat films, reclames, series en games veel invloed hebben op jongeren.



          Vaak kun je ook meerdere theorieën naast elkaar gebruiken.

          Slide 33 - Diapositive

          Mediawijsheid = dat je voorzichtig en kritisch omgaat met media


          Stel jezelf de volgende vragen:
          1. Hoe betrouwbaar is deze informatie?
          2. Hoe ga je om met persoonlijke gegevens? Bijvoorbeeld op TikTok of instagram.
          3. Bekijk en lees meer dan één nieuwssite of krant. Dan kan je beter een eigen mening vormen.
          4. Wat is de 'kleur' van de krant, tijdschrift, zender? Want zij brengen vooral informatie die bij hun doelgroep/identiteit past.

          Slide 34 - Diapositive

          Slide 35 - Diapositive