3V 1.3 Elektriciteit in huis

• Exact
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

1.3 Elektriciteit in huis

1.3 Elektriciteit in huis

• 1,3 Elektriciteit in huis bespreken
• maken DB 1.3 Elektriciteit in huis

      opdr: 1 t/m 9 

Leerdoelen

1. Je kunt de totale stroomsterkte in een groepsleiding berekenen.
   
2. Je kunt het totale vermogen berekenen dat op een groep is aangesloten.
   
3. Je kunt verschillende draden in een huisinstallatie beschrijven en hun functie toelichten.
4. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen,spanning en stroomsterkte

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.

• De hoofdleiding komt via de voordeur het huis binnen.
• Na de energiemeter splits het in 4 a 6 parallel groepen.

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.

• De hoofdleiding komt via de voordeur het huis binnen.
• Na de energiemeter splits het in 4 a 6 parallel groepen.

• Op elk lichtpunt en stopcontact staat 230 V.

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.

• Hoe groter het vermogen, des te groter is de stroomsterkte. 

1.3 Elektriciteit in huis

De huisinstallatie

Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.

• Hoe groter het vermogen, des te groter is de stroomsterkte. 
• Als je de stroomsterkte van alle takken bij elkaar optelt krijg je de totale stroomsterkte.

1.3 Elektriciteit in huis

Het totale vermogen

De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.

1.3 Elektriciteit in huis

Het totale vermogen

De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.

• Je kunt het totale vermogen berekenen door alle vermogens bij elkaar op te tellen.

1.3 Elektriciteit in huis

Het totale vermogen

De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.

• Je kunt het totale vermogen berekenen door alle vermogens bij elkaar op te tellen.
• Je kunt het totale vermogen ook berekenen door:

1.3 Elektriciteit in huis

Het totale vermogen

Een wasmachine (3000 W), een waterkoker (2000 W) en een stofzuiger (900 W) worden aangesloten op dezelfde groep (230 V) in de keuken.

Bereken de stroomsterkte die door de leiding loopt.

P = P1 + P2 + P3 = 3000 + 2000 + 900 = 5900 W

1.3 Elektriciteit in huis

Het totale vermogen

Een wasmachine (3000 W), een waterkoker (2000 W) en een stofzuiger (900 W) worden aangesloten op dezelfde groep (230 V) in de keuken.

Bereken de stroomsterkte die door de leiding loopt.

P = P1 + P2 + P3 = 3000 + 2000 + 900 = 5900 W

I​t​​=​U​​P​​=​230​​5900​​=25,7A

1.3 Elektriciteit in huis

Fasedraad en nuldraad

• In het stopcontact zitten twee draden.
• De draden zijn gemaakt van koper (geleider) en kunststof/vinyl (isolator).
• Op de fasedraad staat een spanning van 230 V en is bruin van kleur.
• Op de nuldraad staat geen spanning en is blauw van kleur.
• Op het schakeldraad staat een spanning als de lamp in de AAN stand staat,                      het schakeldraad is zwart.

Fasedraaden nuldraad

Bruin - fasedraad

Blauw - nuldraad

Bruin 230V - Blauw geen spanning

Schakelaar naar lamp zwarte draad

 - Schakeldraad: Alleen spanning als schakelaar aan staat

Energie

• Het energieverbruik van een apparaat meet je door het vermogen keer de tijd te doen. De formule is:
• E = P * t
• De eenheid van energieverbruik is kilowattuur [kWh]
• Dit wordt gebruikt om de energierekening te betalen!

Opdracht: vul de tabel van opdracht 2 in

Energie meten

• In de meterkast thuis zit een kWh-meter (kilowattuurmeter)

Energie Meten in KWH

De energiemeter in je meterkast meet in KWH

E=P x t

Je kan energieverbruik meten in KWH of J

Je moet ze dus soms omrekenen

De joule als eenheid

Met 1 joule kun je niet veel doen.

Daarom gebruik je meestal kJ (kilojoule) = 1.000 J = 1*10³ J 

 of MJ (megajoule) = 1.000.000 J = 1*10⁶ J

In een huis wordt energie verbruik niet in joule gemeten maar in kWh. (kWh meter)

Van kWh naar Joule

Van kWh naar Joule rekenen:

Dus: 1 kWh = 3,6 MJ

kWh	Joule
E = P(kW) · t(h) E = 1 kW × 1 h E = 1 kWh	E = P(W) · t(s) E = 1000 W × 3600 s E = 3,6·106 J = 3,6 MJ

0

Aan de slag!

- maken opdracht 1 t/m 9 van §1.3 (boek + schrift)

- blz 37,38,39