Syntax

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Sentence structure
In Nederlands kennen wij dit als zinsbouw. Hiermee bedoelen we dus hoe een zin in elkaar zit of hoe je deze grammaticaal goed formuleert.
Different than Dutch syntax
Er zijn een paar kleine verschillen tussen de Nederlandse en Engelse zinsbouw. 
Bij een Nederlandse zin kunnen werkwoorden gescheiden van elkaar staan, waar dat in het Engels vaak bij elkaar staat.
Ik wil morgen een nieuwe fiets kopen
I want to buy a new bicycle tomorrow

Ook staat in het Nederlands eerst de tijd en dan de plaats, in het Engels komt eerst de plaats dan de tijd.
Ik moet om 7 uur naar de dokter
I have to be at the doctor at 7 o'clock
Why is it important
Deze periode gaan we natuurlijk bezig met de schrijfvaardigheid. Om dit voor jezelf (en de lezers) makkelijker te maken is een goede zinsbouw belangrijk. Dit is stap 1 als het gaat om een goede schrijfstijl, hiernaast komen ook nog de tijdsvormen ect. kijken. Maar als je basis van zinsbouw goed kent, wordt het al veel makkelijker om te schrijven in het Engels
Using tenses
Je schrijft natuurlijk in verschillende tijden. Toch willen wij met deze uitleg en in het vervolg met de schrijf stijlen vooral focussen op de tegenwoordige tijd. Deze hebben jullie in de vorige periode geleerd. Dit moet het schrijven nog makkelijker maken. Wil je jezelf uitdagen of wil je weten hoe de verleden tijd werkt kan je dit altijd aan ons vragen. Kijk wel uit dat je niet te verward raakt. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Maak de zin grammaticaal correct:
What is the first thing in the sentence?
What comes second?
What comes last?
She (subject)
Plays (Verb)
The piano

Slide 5 - Question de remorquage

Plaats de zinsonderdelen op de juiste manier:
S: The girl V: Is R: Reading a book

Slide 6 - Question ouverte

Which sentences are correct?
Poops the dog on the street
The dog poops on the street
The street on poops the dog

Slide 7 - Sondage

Which sentences are correct?
The cat licks its paws
Paws its licks the cat
Licks its the cats paws

Slide 8 - Sondage

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

What is the subject in this sentence?
Look! They are fighting over there.

Slide 11 - Question ouverte

What is the (main) verb in this sentence:
Look! They are fighting over there.

Slide 12 - Question ouverte

Name all the verbs in this sentence
(Plus/verrijkingsniveau)
Look! They are fighting over there.

Slide 13 - Question ouverte

Plaats de zinsonderdelen op de juiste manier:
S: The sun V: is R: shining the whole day

Slide 14 - Question ouverte

Plaats de zinsonderdelen op de juiste manier (plus/verrijking, ontkennende zin):
They (S) - Friends - Anymore - Are (V) - Not -

Slide 15 - Question ouverte

Plaats de zinsonderdelen op de juiste manier:
Kids (S) - to drink - like (V) - hot chocolate

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive